Basisvaardigheden volwassenen

Actieprogramma Tel mee met Taal 2020 – 2024: Aanpak Laaggeletterdheid Volwassenen

Deze pagina biedt een uitleg van het landelijk actieprogramma Tel mee met Taal 2020 – 2024.
Inhoudsopgave
Inhoudsblok

Inleiding

Het landelijk actieprogramma Tel mee met Taal 2020 – 2024 is een gezamenlijk initiatief van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het doel is een vaardiger Nederland opdat zoveel mogelijk mensen de basisvaardigheden hebben om mee te doen in onze samenleving. Het gaat om taal, rekenen en digitale vaardigheden.

Het vijfjarige actieprogramma is relevant voor de 3 maatschappelijke opgaven in de Netwerkagenda Openbare Bibliotheekvoorzieningen:

  • Geletterde samenleving
  • Participatie in de informatiesamenleving
  • Leven Lang Ontwikkelen

Tel mee met Taal richt zich op alle leeftijdsgroepen. Deze pagina richt zich op volwassenen. De aandacht gaat vooral uit naar de onderdelen die voor de bibliotheeksector relevant zijn. De informatie is met name bestemd voor directie en management.

Meer informatie

Volwasseneneducatie

De volwasseneneducatie valt onder de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). In het kader van deze wet stelt het Rijk jaarlijks een budget beschikbaar voor opleidingen taal, rekenen en digitale vaardigheden aan volwassenen. Daarnaast is er een extra WEB-budget beschikbaar voor administratie, coördinatie, werving en deskundigheidsbevordering. De WEB-gelden worden op basis van een verdeelsleutel (inwoneraantal, aantal inwoners met een migratieachtergrond en dergelijke) uitgekeerd aan de gemeenten. Zij voeren vervolgens zelf de regie over de besteding van het regionale WEB-budget.

Meer informatie

Gemeentelijke regievoering

Nederland telt 35 arbeidsmarktregio’s. Elke arbeidsmarktregio heeft een contactgemeente. 

Elke contactgemeente heeft de volgende taken en verantwoordelijkheden:

  • De regionale WEB-middelen ontvangen van het Rijk. 
  • Een extra WEB-budget ontvangen voor administratie, coördinatie, werving en deskundigheidsbevordering. 
  • De WEB-middelen verdelen over de gemeenten binnen de eigen regio. Elke gemeente kan op basis van een verdeelsleutel (onder meer inwoneraantal, aantal mensen met een migratieachtergrond) aanspraak maken op een percentage van het regionale educatiebudget.   
  • Een samenwerkingsovereenkomst opstellen met de gemeenten binnen de regio.  
  • Een regionaal educatieprogramma opstellen.
  • De inkoop verzorgen van volwasseneneducatie met aanbestedingen en subsidieregelingen. Het College van B&W moet deze vaststellen.
  • Verantwoording afleggen aan het Rijk voor een juiste besteding van het regionale WEB-budget.

Elke gemeente heeft de volgende taken en verantwoordelijkheden:

  • Kennis hebben van de educatiebehoefte van de inwoners.
  • Kennis hebben van de lokale aanbieders op het gebied van volwasseneneducatie.
  • Verantwoordelijk zijn voor de volwasseneneducatie binnen de eigen gemeente.
  • Verantwoordingsinformatie leveren die de contactgemeente nodig heeft voor de verantwoording aan het Rijk.
  • Bepalen of zij al dan niet een eigen financiële bijdrage van deelnemers vragen.

De contactgemeente is verplicht om in overleg met de gemeenten een regionaal educatieprogramma op te stellen.

Meer informatie

Specifieke doeluitkering

Het WEB-budget is een specifieke doeluitkering. Het gaat om geoormerkt geld dat alleen kan worden ingezet voor opleidingen taal, rekenen en digitale vaardigheden. Deze opleidingen (zowel de formele als non-formele trajecten) dienen gebaseerd te zijn op de landelijk vastgestelde Standaarden en Eindtermen Volwasseneneducatie. Hierin worden de niveaus van taal, rekenen en digitale vaardigheden beschreven. Het WEB-budget is bestemd voor onderwijs aan volwassenen (18+). Mensen met een inburgeringplicht mogen geen gebruik maken van met WEB-geld bekostigd onderwijs. Voor inburgering is er een ander budget.

Marktwerking

Zowel onderwijsaanbieders zonder winstoogmerk (bijvoorbeeld ROC’s en bibliotheken) als onderwijsaanbieders met winstoogmerk (de zogeheten private taalaanbieders) mogen volwasseneneducatie aanbieden. De vrije marktwerking geldt zowel voor formeel als non-formeel onderwijs. Zowel gecertificeerde als niet-gecertificeerde onderwijsaanbieders komen in aanmerking voor WEB-financiering. De inkoop door de gemeenten gebeurt via aanbestedingen en subsidieregelingen, die het College van B&W van de contactgemeente vaststelt. De Onderwijsinspectie bewaakt de kwaliteit van het formele aanbod. De gemeente dient de kwaliteit van het non-formele aanbod te bewaken.

Formeel en non-formeel onderwijs

In de volwasseneneducatie wordt onderscheid gemaakt tussen formeel onderwijs en non-formeel onderwijs.

Bibliotheken

Bibliotheken gelden als aanbieders van non-formele volwasseneneducatie. Zij komen daarom in aanmerking voor financiering vanuit het WEB-budget, mits zij voldoen aan de vastgestelde voorwaarden. 

Ongeveer de helft van de openbare bibliotheken ontvangt subsidie vanuit het WEB-budget. Voor bibliotheken die een beroep willen doen op WEB-gelden, is het van belang om opgenomen te worden in het regionale en lokale educatieprogramma. De rol van de bibliotheek en andere aanbieders van non-formele educatie bij de regionale en lokale aanpak van laaggeletterdheid wordt besproken in de VNG-handreiking De Transitie van Educatie naar het Sociaal Domein (2014).

Doelgroepen

In 2016 heeft de Algemene Rekenkamer een schatting gemaakt van het aantal laaggeletterde volwassenen in Nederland: 2,5 miljoen. Het gaat om een heterogene doelgroep waarin laagopgeleiden, ouderen en mensen met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd zijn. Laaggeletterde volwassenen van Nederlandse komaf zijn evenwel in aantal ver in de meerderheid. 

Meer informatie

Standaarden en eindtermen volwasseneneducatie

Voor volwasseneneducatie gelden wettelijke standaarden en eindtermen voor taal, rekenen en digitale vaardigheden. Deze zijn uitgewerkt op drie niveaus: Instroom, 1F en 2F. Ze zijn gebaseerd op het Referentiekader taal en rekenen (Meijerink 2010). Per niveau en vaardigheid zijn functionele taken benoemd die volwassenen tegenkomen in het dagelijks leven, op het werk of in een opleiding. De standaarden en eindtermen worden gebruikt als meetlat om te bepalen op welk niveau een deelnemer zich bevindt of welk niveau een bepaalde taak heeft. De leervraag van de deelnemer bepaalt aan welke eindtermen wordt gewerkt, op welk niveau, met welke materialen en in welk tempo. Door de gedetailleerde beschrijvingen van de niveaus per (sub)vaardigheid is het mogelijk de voortgang van de deelnemer te beoordelen.

Bij het inburgeringsonderwijs wordt gebruik gemaakt van het Raamwerk Nederlands (NT2). Dit onderscheidt 6 niveaus: A1 tot en met C2.

Meer informatie

Monitoring

Samen met het kwaliteitsbeleid behoort monitoring tot de speerpunten van het landelijke actieprogramma Tel mee met Taal.

Meer informatie

Impulssubsidies

Naast het WEB-budget voor gemeenten zijn er via Tel mee met Taal jaarlijks 2 extra subsidies beschikbaar voor activiteiten gericht op het voorkomen en verminderen van laaggeletterdheid. 

Subsidie voor werkgevers

Werkgevers kunnen subsidie aanvragen voor basisvaardigheden op de werkvloer. De scholing moet leiden tot een betere taalvaardigheid, rekenvaardigheid en/of betere digitale vaardigheden van de werknemers (inclusief tijdelijke werknemers en zzp’ers die voor het bedrijf werken). Het maakt niet uit of de werknemer Nederlands als moedertaal heeft of dat het gaat om een (arbeids-)migrant. De subsidie voor werkgevers mag alleen ingezet worden voor werknemers met een taalniveau lager dan het referentieniveau 2F. 

Subsidie voor ouders

Scholen, kinderdagverblijven, bibliotheken en allerlei andere organisaties kunnen subsidie aanvragen om laaggeletterde ouders te ondersteunen. Er zijn 2 subsidiestromen:

  • Subsidie voor een cursus taal, rekenen of digitale vaardigheden voor ouders met een taalniveau lager dan 2F.
  • Subsidie voor activiteiten die bijdragen aan het stimuleren van educatief partnerschap en het bevorderen van een educatief thuismilieu. Denk hierbij aan activiteiten die een meer talige thuisomgeving stimuleren. Bijvoorbeeld ondersteunen bij (voor)lezen. Of meer betrokkenheid van ouders creëren bij de taalontwikkeling van hun kind.

Organisaties kunnen subsidie voor ouders aanvragen samen met ten minste 2 andere partijen, waaronder in ieder geval een lokale bibliotheek, een instelling die de jeugdgezondheidszorg uitvoert, een onderwijsinstelling of een voorschoolse voorziening. Een gemeente moet de aanvraag ondersteunen. 

(Digi)Taalhuizen

(Digi)Taalhuizen zijn een belangrijk instrument bij de aanpak van laaggeletterdheid. Vandaar dat ze zijn opgenomen in het actieprogramma Tel mee met Taal. Het gaat jaarlijks om een bedrag van een 0,5 miljoen voor de certificering van Taalhuizen om de kwaliteit te op peil te houden. De certificering wordt uitgevoerd door de Certificeringsorganisatie Bibliotheekwerk, Cultuur en Taal (CBCT). Het streven is om binnen 4 jaar alle naar schatting 200 Taalhuizen gecertificeerd te hebben.

Voor een Taalhuis of (Digi)Taalhuis wordt de volgende definitie gehanteerd: “Een (Digi)Taalhuis is een samenwerkingsverband van verschillende lokale organisaties die in opdracht van de gemeente en samen met de gemeente werken aan een integrale aanpak van laaggeletterdheid en overige basisvaardigheden. Een of meer van de partners heeft een aanbod van basisvaardigheden. Dit aanbod kan informeel, non-formeel of formeel zijn en aangeboden worden door publieke of private partners.”  

Meer informatie

Beleidsmonitor aanpak laaggeletterdheid

Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) en beleidsonderzoeksbureau Ockham Institute for Policy Support (Ockham IPS) onderzoeken samen van 2020 tot 2024 de implementatie en de effecten van de beleidsmaatregelen van het actieprogramma Tel mee met Taal.

Op basis van de onderzoeksuitkomsten beoordelen de onderzoekers:

  • in hoeverre de beleidsmaatregelen bijdragen aan de hoofddoelstellingen van het programma Tel mee met Taal
  • of de middelen goed worden besteed
  • en welke lessen hieruit getrokken kunnen worden

De onderzoekers delen hun tussentijdse bevindingen op onder meer de website van ECBO en maken een uitgebreid eindrapport. 

Deze informatie is gebaseerd op een artikel van Thomas Bersee uit november 2021.