Nieuwe methodes
Met het door de Europese Unie gehonoreerde SMILES-project (Innovative MethodS for Media & Information Literacy Education involving Schools and LibrarieS) slaan drie Europese landen de handen ineen om nieuwe methodes voor media- en informatievaardigheden te ontwikkelen. Om erachter te komen hoe het in Nederland gesteld staat met de hoeveelheid desinformatie en de methodes die worden gebruikt om ons hiertegen te wapenen, is een uitgebreide deskresearch uitgevoerd en zijn interviews gehouden met professionals uit het veld.
Steeds meer desinformatie
Hoewel de verspreiding en impact van nepnieuws en desinformatie in Nederland lange tijd beperkt leek, is dit de afgelopen jaren toch aanzienlijk toegenomen, laat het onderzoek zien. De gevolgen zijn onder meer te zien geweest bij de commotie rondom de aanleg van het 5G-netwerk, de COVID-19-uitbraak en complottheorieën als QAnon. De overheid voelt dan ook een toenemende behoefte om op te treden tegen de verspreiding en impact van desinformatie.
Verschillende methoden
Toch worden ook steeds meer interventies ontwikkeld om het tij te keren en de samenleving weerbaar te maken tegen de impact van desinformatie. Een inventarisatie van bestaande interventies maakt duidelijk dat er veel verschillende benaderingen zijn om kinderen vaardigheden bij te brengen op het gebied van technologie, mediageletterdheid en kritisch denken Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van prebunking: het blootstellen aan een kleine hoeveelheid desinformatie zodat men deze een volgende keer gemakkelijker herkent. Kinderen leren dit nepnieuws vervolgens te ontmaskeren.
Aanbevelingen
De interviews met bibliotheekprofessionals en experts op het gebied van digitale geletterdheid leggen een aantal zaken bloot waarmee rekening moet worden gehouden bij het ontwikkelen van een interventie voor de jeugd in het voortgezet onderwijs. Zo wordt geadviseerd om leerlingen inzicht te geven in hoe nieuws wordt gemaakt, zodat ze beter begrijpen hoe desinformatie ontstaat. Verder moeten ook kinderen die technologisch minder onderlegd zijn kunnen meekomen. Daarnaast is het belangrijk leerlingen positief te benaderen en hen niet te snel te veroordelen om onverstandig gedrag. Om het onderwerp een blijvende plek in schoolprogramma’s te geven, zou de werklast voor docenten beperkt moeten blijven en worden programma’s idealiter goed geïntegreerd in het bestaande curriculum.
Volgende stappen
Het vooronderzoek vormt de basis voor de volgende stap: het ontwikkelen van een nieuwe interventie in de vorm van workshops voor de jeugd en trainingen voor docenten en bibliothecarissen. De doorlooptijd van deze fase is september 2021 tot september 2022. Dan worden ook stappen gezet in het meten van de effecten van de workshops middels en speciaal daarvoor ontwikkeld meetinstrument.