Informatie voor het bibliotheeknetwerk

Netwerkadviseur Manon de Caluwé over vervolg Netwerkagenda: ‘Balans tussen draagvlak en daadkracht’

Nieuwsbericht
Vergelijken
3 februari 2022
Hoe richten we samenwerking binnen de bibliotheeksector zo in dat op een doeltreffende én democratische manier beslissingen kunnen worden genomen? Bij dat proces helpt Manon de Caluwé, gespecialiseerd in de inrichting van netwerken. Zij ziet de kracht van het sterke netwerk dat er al staat en de mogelijkheden om dat nog verder uit te breiden.
Inhoudsblokken
Manon de Caluwé

Ze komt niet uit de bibliotheekbranche, meldt Manon de Caluwé direct bij de start van het gesprek. Vanuit haar rol als adviseur kijkt ze van buitenaf naar de sector, met een frisse blik. De Caluwé is gespecialiseerd in de inrichting, evaluatie en sturing van netwerken en samenwerkingsverbanden. Bijzonder welkom dus, bij de verdere inrichting van de Netwerkagenda die afgelopen jaar vorm kreeg. Deze maanden ondersteunt zij de bibliotheeksector in de rol van sparringpartner, procesbegeleider en coach op het gebied van netwerksamenwerking. ‘Samenwerking is enorm complex,’ weet De Caluwé. ‘Wie pakt welke taak op? Wie neemt de beslissing? Wie dient als aanspreekpunt? Gaan we eerst werken aan ons draagvlak en komen we dan in actie of doen we het juist andersom? Het is een greep uit de vraagstukken die bij zo’n netwerkproces komen kijken. Ze zijn niet altijd even grijpbaar. Samenwerken is echt een vak.’

Haar verhaal is eigenlijk het minst interessante, vindt ze zelf. ‘Uiteindelijk gaat het natuurlijk om de inhoud, en die komt niet vanuit mij, maar vanuit de praktijk. Ik hoop te faciliteren dat we nog beter met elkaar gaan samenwerken, zodat we de beste resultaten boeken, waar we zoveel mogelijk mensen mee helpen.’

Eigen perspectief

De Caluwé hoopt dat haar verhaal zo snel mogelijk achterhaald zal zijn; dat betekent namelijk dat het netwerkdenken goed is ingesleten. ‘We zijn geneigd om gauw aan de slag te gaan, maar het is natuurlijk wel belangrijk dat we eerst goede afspraken met elkaar maken. Ook zou het gek zijn als we de organisatie en de functie van waaruit we opereren opeens helemaal achter ons zouden laten. Je kunt nog zo hecht in een netwerk opereren, maar uiteindelijk heb je allemaal een eigen perspectief, dat jouw manier van handelen bepaalt. Als we ons daar allemaal bewust van zijn, zijn we al een heel grote stap verder.’

Je kunt niet van elke individuele speler in het netwerk verwachten dat die de hele dag over de grenzen van diens eigen organisatie tuurt om te zien waar verbindingen te leggen zijn en draagvlak te creëren valt, weet ook De Caluwé. ‘Daarvoor moet je een specifieke plek in het netwerk inrichten. De vraag is of dat bij het ontwerp van de Netwerkagenda wel goed is gebeurd: veel experts hebben in omvangrijke gremia met elkaar gepraat, maar die informatie is op veel plekken ook niet geland. Daarvoor moet je als netwerk nieuwe structuren inrichten, met regietafels en afstemmingsoverzichten.’

Het bibliotheeknetwerk zit in de verkenningsfase om die structuren in te richten. ‘Belangrijke stappen zijn al gezet. We kennen bijvoorbeeld koersgroepen en een landelijk overleg met de bestuurders van KB, VOB en SPN. Hoe staan zij met elkaar in verbinding? Is dat voldoende of hebben we meer nodig? Die vragen stel ik de komende tijd, in de hoop dat we daar in gezamenlijkheid zinvolle antwoorden op kunnen formuleren.’

Nooit alleen

Wat valt De Caluwé als buitenstaander op aan de sector? ‘In dit netwerk is geen plek waar alle informatie samenkomt. Daar kunnen we de komende tijd aan bouwen. Verder is het bibliotheeknetwerk immens, met lokale, provinciale en landelijke organisaties. In de manier waarop de taken en verantwoordelijkheden op dit moment zijn verdeeld, zie je terug dat het stelsel stap voor stap is opgebouwd. Iedere speler heeft eigen taken en moet daar draagvlak voor weten te vinden. Niemand heeft zeggenschap over de ander: men ondersteunt en helpt elkaar, maar kan nooit de ander tot iets dwingen.’

De kracht van dat netwerk is dat je er nooit alleen voor hoeft te staan, ziet De Caluwé. ‘Op alle niveaus worden zaken ontwikkeld die anderen weer kunnen inzetten. Dat kan tegelijkertijd als een druk voelen: jij doet toch ook wel mee aan dit programma, deze innovatie en dit beleid? Het is best een klus om van al die prikkels van buitenaf een behapbaar verhaal te maken waar je zelf achter staat. De spreiding van taken, rollen en verantwoordelijkheden in de bibliotheeksector is een kracht, maar het bepalen van je eigen positie is een uitdaging.’

Net als in veel andere branches kampt ook de bibliotheeksector met het not invented by me syndrom, stelt De Caluwé vast. ‘We bedenken en ontwikkelen alles het liefst zelf. Dat is niet meer dan menselijk: dan voel je je tenslotte het meest eigenaar en heb je de grootste drive om voor iets te gaan. Aan de andere kant benutten we daarmee niet alle mogelijkheden die het netwerk ons biedt: we pakken lokaal iets op wat we groter kunnen uitzetten of ontwikkelen iets op landelijk niveau wat op lokaal niveau te weinig draagvlak vindt.’

Beter zou het zijn om vooraf langer stil te staan bij de vraag: ben ik de juiste partij om deze ontwikkeling in gang te zetten? ‘Wie kan ik hierbij betrekken zodat het draagvlak en de kwaliteit groeit? Wanneer je in het begin met meer partijen intensiever contact hebt, wordt het eindproduct overdraagbaarder.’

Knappe prestatie

Dat gezegd hebbende is het des te knapper dat de Netwerkagenda er ligt, vindt De Caluwé. ‘Dat krijgen lang niet alle sectoren voor elkaar. Ik begrijp ook heel goed dat bij sommige partijen weerstand is. Wat landelijk wordt opgetuigd, is bijvoorbeeld lokaal niet altijd even toepasbaar. Dat wij-zij-denken zit diep, merk ik, maar als we willen, kunnen we tot mooie oplossingen komen.’

Daarbij komt een subtiele vorm van leiderschap kijken. ‘Het is een delicate balans tussen draagvlak en daadkracht,’ weet ze. ‘Als je te hard trekt, krijgen partijen het gevoel dat ze iets wordt opgedrongen. Als je te zacht duwt, krijg je niets voor elkaar. Voor sleutelspelers in dit netwerk is dat dilemma aan de orde van de dag. Dat is heel ambachtelijk werk.’

De Caluwés opdracht bestaat uit twee onderdelen: nader invulling geven aan de regie in het netwerk en beschikbaar zijn voor mensen die behoefte hebben aan iemand die meekijkt hoe je zo’n netwerktraject aanpakt. Daartoe organiseerde ze bijeenkomsten om samen aan dat netwerkdenken te werken. ‘Ik word al veelvuldig gebeld en gemaild, dat doet me goed. Dat zorgt ervoor dat ik mijn ondersteunende rol in dit traject goed kan uitvoeren.’