Informatie voor het bibliotheeknetwerk

Dossier Bibliotheekstatistiek 2018

  1. Het belang van gegevenslevering

Aad van Tongeren en Carin Dankier van het ministerie van OCW over de Gegevenslevering Wsob
Interview met Aad van Tongeren en Carin Dankier van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Gegevenslevering Wsob
Aad van Tongeren
Coördinerend beleidsmedewerker Informatie- en Bibliotheekbeleid bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Carin Dankier
Beleidsmedewerker Informatie- en bibliotheekbeleid bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Afbeelding
Logo Ministerie OCW

Dankzij gegevenslevering Wsob hebben we betrouwbaar beeld van de branche

In 1 januari 2015 is de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) in gegaan. Sinds dat moment verzamelt de KB gegevens over lokale bibliotheken, provinciale ondersteuningsinstellingen (POI’s) en de landelijke digitale openbare bibliotheek (LDOB). De KB maakt hier rapportages over en zorgt voor de doorlevering aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Maar waarom is die gegevenslevering precies zo belangrijk? Aad van Tongeren en Carin Dankier, beleidsadviseur en beleidsmedewerker Informatie- en bibliotheekbeleid bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, leggen het uit.

Afbeelding
Illustratie gegevenslevering WSOB

Hoe zijn we gekomen tot de huidige werkwijze rondom de gegevenslevering van de Wsob?

Aad van Tongeren: ‘De aanlevering van deze gegevens kent een lange geschiedenis. Al rond 1900 verzamelde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) allerlei gegevens over bibliotheken. Voordat de Wsob werd ingevoerd, bestond het Branche Informatie Systeem (BIS), waarin de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) deze gegevens aan openbare bibliotheken vroeg. Sinds begin 2015 is de aanlevering van die gegevens bovendien verplicht. De taak om die gegevens te verzamelen ligt niet langer bij de VOB, maar bij de KB. Daarbij werden sommige cijfers destijds geëxtrapoleerd of geschat op basis van vergelijkbare bibliotheken die de gegevens wel aanleverden. Nu heeft elke partij een specifieke taak in het proces, waardoor de gegevens zo volledig mogelijk zijn. Zo worden de huidige getallen nog steeds door het CBS gevalideerd en opgenomen in hun overzichten. Zo weten we zeker dat we werken met betrouwbare gegevens.’

Waarom is deze gegevenslevering zo belangrijk?

Carin Dankier: ‘Met deze gegevens creëren we een overkoepelend, betrouwbaar beeld van de branche. Zo onderscheiden we feit van fictie, en laten we zien welke verhalen die over en binnen bibliotheken circuleren, ook daadwerkelijk kloppen. Ook zien we of het netwerk goed functioneert: maken bibliotheken optimaal gebruik van elkaars expertise? Zo zorgen we ervoor dat organisaties niet los van elkaar het wiel proberen uit te vinden.’

Hoe wordt de kwaliteit van de data zo goed mogelijk gewaarborgd?

Aad van Tongeren: ‘Tijdens dit proces wordt de kwaliteit van de data goed gecontroleerd. Soms wordt bij bibliotheken navraag gedaan over de door hen aangeleverde cijfers. Om de gegevens zo zuiver mogelijk te houden, is het voor ons belangrijk dat de vragen worden ingevuld door de persoon die het dichtst bij de bron zit.’

Waarom worden juist deze gegevens uitgevraagd?

Carin Dankier: ‘Het is pas mogelijk om trends te signaleren als je langere tijd dezelfde gegevens verzamelt. Oorspronkelijk hebben we daarom dezelfde vragen gesteld als de VOB. Sommige programma’s, zoals BoekStart, kennen bovendien hun eigen evaluatie, die via de KB loopt. Tegelijkertijd is het ook nodig onze gegevensverzameling aan te passen aan opkomende trends. Als we die niet meenemen in onze vragen, ontstaat soms een onjuist beeld. Zo zien we een dalende lijn in het aantal volwassen leden, maar worden bibliotheekactiviteiten mogelijk juist beter bezocht – ook door niet-leden. We richten ons daarom ook op nieuwe activiteiten in het veld, die al wel bewezen hebben geen tijdelijke bevlieging te zijn geweest.’

Wat zijn voor het ministerie de belangrijkste gegevens om in handen te hebben?

Carin Dankier: ‘Met deze gegevens willen we de Tweede Kamer een beeld kunnen geven van de huidige stand van zaken. Daarbij kijken we bijvoorbeeld goed naar de spreiding: welke voorzieningen zijn waar te vinden? Wat is in iedere provincie de gemiddelde afstand tot de bibliotheek? Zo weten we zeker dat burgers in hun nabije omgeving de zaken kunnen vinden die ze nodig hebben – van een ontmoetingsplek tot een plaats waar ze geholpen kunnen worden met hun belastingzaken. Ook zijn we onder meer benieuwd naar ledenaantallen, de hoeveelheid uitleningen, de verschillende soorten activiteiten en de omvang van jeugd- en volwassenencollecties.’

Welke gegevens zou OCW in de toekomst nog graag willen verzamelen?

Carin Dankier: ‘Met de transitie van uitleenbibliotheek naar maatschappelijke bibliotheek groeit ook de behoefte aan inzicht in wat bibliotheken nog meer doen dan boeken beschikbaar stellen. In het verleden vroegen we naar de hoeveelheid activiteiten die bibliotheken organiseerden in het algemeen, terwijl we nu ook heel benieuwd zijn naar de inkleuring. In de toekomst zouden we ook graag weten wat deze activiteiten opleveren: wat voegen ze toe en voor wie? Welke methodes werken wel en welke niet? Zo kunnen we er ook achter komen welke functie een bibliotheek in een gemeenschap vervult. Die kan ook nog eens per plek verschillen: waar de ene gemeente meer behoefte heeft aan informatievoorziening, is voor de andere een ontmoetingsplek juist veel belangrijker. Die gegevens zijn niet altijd even gemakkelijk in statistieken te vangen: ze zijn eerder kwalitatief dan kwantitatief. Bovendien zijn deze onderwerpen breder dan de thema’s die we via de Gegevenslevering Wsob in kaart proberen te brengen.

Bovendien moeten we niet vergeten dat we te maken hebben met laagdrempelig aanbod. De maatschappelijke opbrengst van de bibliotheek kan al snel heel groot zijn. Als iemand dankzij een bibliotheekactivititeit zijn huis uit komt, is dat al winst. Een bibliotheek is nu eenmaal geen welzijnsorganisatie, maar kan soms wel die functie vervullen. Met onze gegevensuitvraag proberen we met die lage drempel rekening te houden.’

Aad van Tongeren: ‘Ook hebben we steeds meer behoefte aan informatie over de digitale bibliotheek. We zouden in de toekomst nog meer vragen hierover beantwoord willen zien: wie lezen de meeste e-books, welke titels zijn het meest populair, wie zijn de eigenaren van digital only-lidmaatschappen? Daarnaast zouden we graag verder inzoomen op verschillende categorieën, die nu soms nog vrij breed zijn. We kijken nu bijvoorbeeld naar collecties voor jeugd en volwassenen – terwijl we ook heel goed weten dat een boek voor een pasgeborene niet vergelijkbaar is met een boek voor een zestienjarige. Ook willen we graag meer weten over niet-gebruikers: waarom zijn zij geen lid en wanneer zouden ze dat wel worden? De bibliotheek is tenslotte voor iedereen.’