Informatie voor het bibliotheeknetwerk

Koersgroep Innovatie over vervolg Netwerkagenda: ‘We hebben nu een gezamenlijke stip op de horizon’

Nieuwsbericht
Vergelijken
22 juli 2022
Innovatie is geen kortlopend project, maar een blijvend proces. Met het Bibliotheekconvenant in de hand is nu de focus voor langdurige landelijke vernieuwingsprojecten helder. Die krijgen bijvoorbeeld vorm in fieldlabs, waar de behoeften van lokale bibliotheken door het hele land samenkomen.
Inhoudsblokken

Annerie Brenninkmeijer.

Annerie Brenninkmeijer en Annelies Bakelaar houden zich vanuit verschillende rollen bezig met innovatie binnen de bibliotheeksector. Niet alleen zijn ze binnen SPN aanjagers van het dossier, ook zijn ze als directeuren van respectievelijk De Nieuwe Bibliotheek in Almere en Biblionet Drenthe vanuit het lokale perspectief bezig met innovatievraagstukken.

‘Voor ons is het landelijke perspectief erg belangrijk,’ benadrukt Brenninkmeijer. ‘We willen de goede ideeën die binnen de sector leven graag opschalen, zodat iedereen er gebruik van kan maken. Daarnaast willen we versnellen: we willen meegaan met de ontwikkelingen in de samenleving. En tot slot willen we nog verder digitaliseren – dat is in deze tijd een basisvoorwaarde om vooruit te kunnen.’

Innovatie is geen tijdelijk project of tijdelijke beweging, aldus Bakelaar. ‘We willen binnen de sector een vorm vinden waardoor we permanent met elkaar bezig zijn met vernieuwen. Als POI’s hebben we binnen het netwerk de wettelijke taak om innovatie aan te jagen, dus dat willen we zo goed mogelijk doen. Daarbij staan de maatschappelijke opgaven zoals benoemd in het Bibliotheekconvenant centraal.’

Diverse club

De Netwerk-koersgroep rondom innovatie is een diverse club, aldus Brenninkmeijer, met talenten van binnen en buiten de sector. ‘We hebben daarom vier subgroepen benoemd, met ieder hun eigen ambities. De een houdt zich bezig met het creëren van een vruchtbaar innovatieklimaat, de ander met het opschalen van innovaties, een volgende met de landelijke fieldlabs die we door het hele land aan het opzetten zijn en de laatste met nieuwe financieringsvormen.’

Over al die onderwerpen willen de twee maar al te graag vertellen. Het financiële vraagstuk is bijvoorbeeld een heel belangrijke, aldus Bakelaar. ‘Als bibliotheeksector hebben we hoge ambities, maar die kunnen we niet waarmaken met de middelen die we nu binnenkrijgen. Nu laten we ons vaak leiden door de vraag hoeveel geld voor iets beschikbaar is, maar in plaats daarvan zouden we vooral moeten kijken naar wat we willen bereiken. Voor een goed plan is altijd geld, is mijn overtuiging.’

Dat vraagt wel om een andere manier van denken, ziet Brenninkmeijer. ‘We moeten ons afvragen: wat is onze toegevoegde waarde en welke partijen sluiten daarbij aan? Daarbij denken we niet alleen aan gemeenten en ministeries, maar ook aan particuliere en commerciële investeerders. Laten we een landelijk bibliotheekfonds creëren waaraan men kan doneren als men zich wil verbinden aan de idealen van de bibliotheek. Door zulke processen te centraliseren, voorkomen we ook dat lokale bibliotheken bij dezelfde partijen aankloppen. En we leren samen hoe we dit als sector moeten aanpakken.’

Annelies Bakelaar.

Tijd en geduld

Deze werkwijze vraagt niet alleen om kennis en vaardigheden, maar ook om tijd en geduld, aldus Bakelaar. ‘Maar daar krijg je ook veel voor terug. Het is ook een goede oefening om het verhaal van je organisatie op orde te krijgen. Je moet je verdiepen in de ander: wat laat diens hart sneller kloppen?’

Net zo belangrijk als financiering zijn de landelijke fieldlabs die momenteel worden uitgerold. ‘Dat zijn innovatieve communities waarbinnen we samen werken aan een maatschappelijke opgave,’ legt Brenninkmeijer uit, ‘met knappe koppen van binnen en buiten de branche. Voorheen creëerden we binnen de bibliotheeksector een programma of tool en vroegen we daarna pas aan de doelgroep: wat vind je ervan? Nu maken we telkens nieuwe prototypes, die we uitproberen met de mensen voor wie ze bedoeld zijn. Je mag dus fouten maken – zo kom je uiteindelijk verder.’

De eerste landelijke fieldlabs zijn al in gang gezet. Ze zijn bijvoorbeeld gericht op het creëren van een online omgeving waar alle bibliotheekdata over Nederlandse bibliotheken te vinden zijn en een digitaal leerplatform voor zelfredzame en kwetsbare doelgroepen, maar ook op de doorontwikkeling van de online Bibliotheek op school.’

Opschalen

‘We willen lokale en regionale initiatieven zoveel mogelijk opschalen naar een landelijk niveau,’ aldus Bakelaar. ‘Daarvoor willen we alle bibliotheken bij deze projecten betrekken: zij weten het best waaraan de doelgroep behoefte heeft. Op die manier ontstaat het meeste draagvlak. Iedere bibliotheek met een idee of een succesvolle lokale innovatie mag zich bij ons melden. Hoe meer vragen op ons afkomen, hoe beter.’

De fieldlabs bevinden zich nog in de experimentele fase. ‘We moeten elkaar nog leren vinden,’ beseft ook Bakelaar. ‘Er moet een innovatieklimaat ontstaan, waarbinnen mensen weten waar ze terechtkunnen om zaken in gang te zetten. Daarin ligt een belangrijke taak voor de POI’s.’

Wat maakt dat dit nu zo goed van de grond komt? Bakelaar: ‘We hebben nu een gezamenlijke stip op de horizon in de vorm van het Bibliotheekconvenant, waar we allemaal in geloven. De tijd is rijp om over onze eigen schaduw heen te stappen. Nu komen verschillende lagen bij elkaar, met een gezamenlijke focus.’

Met de fieldlabs wordt steeds een dubbele leercurve beoogd, legt Brenninkmeijer uit. ‘We leren steeds meer over de inhoud, maar ook over de manier van werken. De weg ernaartoe is net zo belangrijk als het eindproduct. Dat vraagt om loslaten, en dat vinden we best spannend. We staan aan het begin van iets nieuws.’

Nieuwe structuur

Ook de structuur rondom innovatie in de sector is meegegaan in deze vernieuwingen. Brenninkmeijer: ‘De Innovatieraad is opgegaan in de koersgroep innovatie. Er bestonden te veel groepen die zich met dit onderwerp bezighielden naast elkaar. Daardoor raakte ook het geld versplinterd over kleinere projecten. Met landelijke projecten kunnen we veel meer impact maken.’

Niet bij elke lokale bibliotheek valt die boodschap in goede aarde, ervaart ook Brenninkmeijer. ‘Waar is het speelgeld voor mijn lokale project, vragen sommigen. Bij een lokale opgave moet je op zoek naar lokaal geld of moet je kijken of je het onderdeel kunt maken van een grotere opgave, is mijn reactie. Dit helpt ons te ontdekken wat ons bindt. We hebben zoveel vernieuwingen doorgemaakt in de coronaperiode, laten we nu doorzetten. Gelukkig voelen we nu al met hoeveel enthousiasme collega’s zich aan ons willen verbinden. We hebben de flow te pakken.’