Informatie voor het bibliotheeknetwerk

Onderzoekers MAKERLAB: ‘Maakplaats ontwikkelen is continu leerproces’

Nieuwsbericht
Vergelijken
9 december 2022
Hoe ondersteun je lokale bibliotheken zo goed mogelijk in het creëren of doorontwikkelen van een makerplaats? Daarvoor waren Mar Muñoz (TU Delft) en Manon Mostert (Hogeschool Rotterdam) betrokken bij het project MAKERLAB. In twee jaar tijd begeleidden ze acht bibliotheken in het vormgeven van de ruimte en de programmering van hun maakplaats.
Inhoudsblokken

Mar Muñoz.

Iedere bibliotheek is anders. Dat concluderen ook Mar Muñoz en Manon Mostert terwijl ze terugkijken op het MAKERLAB-project. In de afgelopen twee jaar gingen acht openbare bibliotheken door het hele land aan de slag om een nieuwe maakplaats te creëren of een bestaande maakplaats nieuw leven in te blazen. Ze deden dat niet alleen: ze kwamen geregeld bij elkaar, maar ontvingen ook hulp van Mostert en Muñoz, beiden op hun eigen gebied expert in het maakplaatsvak.

Zo staat Mostert al elf jaar aan het hoofd van het Stadslab van de Hogeschool Rotterdam: een echte maakplaats, met VR-brillen, lasersnijders en micro-elektronica. De maakplaats is niet alleen toegankelijk voor studenten: twee dagen per week kunnen alle Rotterdammers hier terecht. Mostert begeleidde de deelnemende bibliotheken in het vinden van een antwoord op de vraag: wat doe ik in mijn maakplaats, met wie en op welke manier?

‘Bij ons zijn hbo-studenten de belangrijkste doelgroep,’ licht ze toe. ‘Maar ook wij experimenteren geregeld met andere doelgroepen. Ook wij zijn nog steeds aan het leren. We hebben dus zeker de waarheid niet in pacht.’

Manon Mostert. Foto: Wouter le Duc.

Iteratief proces

Mostert hoopte de openbare bibliotheken juist deelgenoot te maken van het iteratieve proces dat het neerzetten en draaiende houden van een maakplaats is. ‘Je hebt niet in één keer de perfecte formule te pakken. Wanneer een activiteit niet direct storm loopt, hoef je die niet meteen in de prullenbak je te mikken – integendeel: dat is het moment om te experimenteren met de tijd, locatie, invulling, noem maar op.’

Voor veel bibliotheken is die manier van werken nog geen vanzelfsprekendheid, merkte Mostert. ‘In veel bibliotheken zijn processen vrij strak ingericht: je werkt in een rechte lijn toe naar een bepaald resultaat. Bij het ontwikkelen van een maakplaats ben je continu aan het onderzoeken, waarbij er ook van alles mag misgaan.’

Ook voor bibliotheken die al verder waren in het ontwikkelproces was dat nog wennen, zag Mostert. ‘Op dit punt hebben alle bibliotheken, ervaren en minder ervaren, een grote leercurve laten zien: ze hebben ontdekt dat je niet alleen een eindresultaat hoeft te delen dat perfect is gelukt, maar dat je ook tussentijdse updates kunt geven en mag laten zien wat minder goed werkt. Zo begrijpen andere bibliotheken en partijen ook dat een maakplaats nooit af is: je blijft altijd experimenteren.’

Die leercultuur kun je op het hele bibliotheekwezen toepassen. Toch is dat nog niet zo makkelijk, begrijpt ook Mostert. ‘Tijdens het MAKERLAB-project konden de deelnemende bibliotheken met elkaar in gesprek gaan over wat goed en minder goed ging. In een groter verband, bijvoorbeeld via Biebtobieb op LinkedIn, is het spannender om je zo kwetsbaar op te stellen.’

Informeren en betrekken

Mostert hoopt van harte dat de projectleiders van de maakplaatsen die nieuwe manier van werken ook meenemen naar hun eigen organisaties. Tegelijkertijd begrijpt ze dat dat soms een uitdaging kan zijn. ‘Ook tijdens het MAKERLAB-traject merkten we dat deze trekkers vaak alleen staan in hun organisatie. Het is voor hen dan ook moeilijk om hun boodschap over te brengen op collega’s. We raden bibliotheken daarom aan om bij trajecten als deze in teams te werken. Dat zorgt ook voor minder uitdagingen als die ene projectleider uitvalt of van baan wisselt.’

Dat gaat verder dan het informeren van medewerkers, benadrukt Mostert. ‘Collega’s moeten zich eigenaar voelen van de maakplaats. Je kunt ze bijvoorbeeld eens een activiteit laten begeleiden. Onze ervaring leert dat die collega’s vervolgens vaak zelf een activiteit gaan organiseren – of het nu een medewerker of een vrijwilliger is. Zo groeit de betrokkenheid binnen de organisatie.’

Ook het werken met nieuwe doelgroepen zorgt ervoor dat meer collega’s aanhaken. ‘Steeds meer bibliotheken gaan bijvoorbeeld aan de slag met vluchtelingen of anderstaligen. Bij die doelgroepen zijn andere collega’s betrokken, waardoor de maakplaats voor hen ook aan relevantie wint.’

Bibliotheek van de toekomst

Waar Mostert zich voornamelijk richtte op de programmering in de MAKERLAB-experimenten, richtte Muñoz zich juist op de ruimtelijke kant van de maakplaatsen. Zij doet onderzoek naar publieke ruimtes zoals maakplaatsen, die de bezoeker activeren en stimuleren. ‘De maakplaats past perfect in de bibliotheek van de toekomst. In mijn onderzoek ga ik na wat de maakplaats daarin kan betekenen.’

De locatie van een maakplaats is enorm belangrijk, benadrukt Muñoz. ‘De plek bepaalt de aantrekkelijkheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van de maakplaats. Daarom begeleidden we de MAKERLAB-bibliotheken door een schetsmatig ontwerp voor hen te maken, gebaseerd op hun wensen. Daarbij letten we ook op de omgeving: hoe sluit de ruimte zo goed mogelijk aan bij de plek van de bibliotheek en de mensen die daar komen?’

De acht bibliotheken die meededen aan het MAKERLAB-project ontvingen van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft een ontwerp van de makerplaats voor de aangegeven ruimte. De eerste vier bibliotheken ontvingen een vrij gedetailleerd ontwerp, wat ze prettig vonden, maar toch lastig te realiseren bleek. Daarom ontving de tweede groep van vier bibliotheken een ontwerp dat meer gericht was op functies en waarden. Dat ontwerp ontstond in een co-creatieproces, waarin de deelnemers hun eigen wensen, doelen en randvoorwaarden tijdens workshops zichtbaar maakten.

Binnen het MAKERLAB-project is ook ruimte geweest voor experimenten van studenten van de faculteit Industrieel Ontwerpen van de TU Delft. Aan deze studenten werd gevraagd om objecten te ontwerpen die dienden als schakel tussen programma en ruimte. Dat gaf deelnemende bibliotheken meteen ideeën over het inrichten van de maakplaats. De ontwerpen waren onderdeel van het bacheloreindproject aan de faculteit Industrieel Ontwerpen.

‘Niet elke bibliotheek heeft de middelen om een architect in te huren,’ licht Muñoz toe. ‘Daarom willen we mogelijkheden aanreiken die makkelijk te realiseren zijn, met ontwerpen die de bibliotheek of partners in de omgeving gemakkelijk zelf kunnen maken. Die werkwijze past ook beter bij het MAKERLAB-traject, waarbij je niet direct alles implementeert, maar continu blijft leren.’

Plek binnen samenleving

Het was onmogelijk om binnen het ene jaar waarin de bibliotheken aan het MAKERLAB-project verbonden waren het complete proces van ontwerp tot succesvol draaiende maakplaats helemaal te doorlopen, benadrukt Muñoz. ‘Het belangrijkste was om bibliotheken te laten nadenken over de maatschappelijke functie die de maakplaats in de omgeving moet vervullen. Daarop moet je de ruimte én je programmering aanpassen.’

Daar sluit Mostert zich bij aan. ‘Het doel van het MAKERLAB-project was niet om bibliotheken naar huis te laten gaan met een complete maakplaats, maar om ze te leren hoe je het leerproces rondom zo’n project inricht. Wanneer bibliotheken hun acties blijven evalueren, zijn wij geslaagd.’

Mostert beseft dat zulke processen om begeleiding vragen. ‘Ook wanneer het MAKERLAB-project klaar is, blijft die wens aanwezig. Ik hoop daarom dat binnen de branche de mogelijkheid blijft bestaand om ondersteuning op dit onderwerp te ontvangen, bijvoorbeeld in de vorm van een coach. Op die manier blijven we als branche doorleren.’

Over MAKERLAB

MAKERLAB is een proeftuin voor vernieuwing rondom makerplaatsen in bibliotheken. Binnen dit tweejarige project wordt ontwerpend onderzoek gedaan naar de programmering en inrichting van makerplaatsen in hun specifieke lokale context, en worden nieuwe methodes ontwikkeld voor het monitoren van de impact van makerplaatsen. Het project is een samenwerking van TU Delft, Hogeschool Rotterdam, Fers en de KB. In het eerste jaar waren Bibliotheek Hoeksche Waard, Bibliotheek Oldenzaal, Bibliotheek Rivierenland en Bibliotheek Zuidoost Fryslân de pilotbibliotheken. Inmiddels is ook een tweede lichting gestart: Bibliotheek Hilversum, ZINiN (Nijverdal), Bibliotheek Westland en Bibliotheek Rijn en Venen. Het onderzoek loopt van 1 januari 2021 tot 31 december 2022.