Informatie voor het bibliotheeknetwerk

De bibliotheek en laaggeletterdheid

Onderzoeksartikel
Laatst bijgewerkt: 7 november 2023
Een flinke groep Nederlanders heeft grote moeite met lezen en schrijven. Bibliotheken bestrijden deze achterstanden. Met verschillende programma’s proberen zij lees- en taalvaardigheid te verbeteren en leesplezier te stimuleren. Onderzoek laat zien dat die programma’s, zoals Tel mee met Taal, hun vruchten afwerpen.
Afbeelding
Cursisten en cursusleider
Inhoudsblok

Ruim 1 op 6 Nederlanders laaggeletterd of -gecijferd

Nederland telt circa 2,5 miljoen volwassenen van 16 jaar en ouder die laaggeletterd en/of laaggecijferd zijn (Israel et al., 2016). Er zijn meer laaggeletterde vrouwen (57%) dan mannen (43%). Zo’n 65% van deze groep is autochtoon. Het merendeel van de laaggeletterden in Nederland heeft alleen lager onderwijs (42%) of een vmbo- of mbo-1-opleiding (38%) genoten (Stichting Lezen en Schrijven, 2016).

Wat verstaan we onder laaggeletterdheid en laaggecijferdheid?

Iemand die laaggeletterd is, heeft moeite met lezen, schrijven en/of rekenen. Daardoor hebben laaggeletterden ook moeite met het omgaan met een computer. Laaggeletterden halen het minimale niveau om volwaardig mee te doen in de Nederlandse samenleving niet. Dit minimum is door de overheid vastgesteld op eindniveau vmbo of niveau mbo-2/3. Gecijferdheid is de combinatie van kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten die iemand nodig heeft om in het dagelijks leven met getallen en cijfers om te kunnen gaan. Laaggecijferden bezitten deze vaardigheden niet of onvoldoende.

Laaggeletterdheid per doelgroep, regio en gemeente

Op GeletterdheidInZicht.nl is te zien in welke gemeente of arbeidsmarktregio in Nederland meer of juist minder laaggeletterdheid voorkomt. Ook is per regio te zien hoeveel procent van de laaggeletterde inwoners van die regio naar schatting in een bepaalde doelgroep valt, zoals Nederlandse werkenden van 30 tot en met 50 jaar (8% van de laaggeletterden), jongeren van 30 jaar of jonger zonder partner en/of kinderen (11%) en migranten van 30 jaar en ouder met een partner en/of kinderen (31%) (Geletterdheidinzicht.nl, 2020).

Impact op gezondheid, financiën en welzijn

Laaggeletterdheid heeft niet alleen gevolgen voor lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden. Het heeft ook impact op het dagelijks leven, zoals op gezondheid, financiën en welzijn. Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven, zijn en voelen zich vaker minder gezond dan niet-laaggeletterden. Ze missen de vaardigheden om goed om te gaan met informatie over gezondheid, ziekte en zorg (Stichting Lezen en Schrijven, 2020a). Zo kunnen ze de bijsluiters van medicijnen niet lezen (Van der Heide & Rademakers, 2015). Laaggeletterdheid hangt samen met roken, overgewicht, gebrek aan beweging, diabetes en depressie (De Greef & Segers, 2016). Ook hebben laaggeletterden een lagere productiviteit en onvoldoende vaardigheden om goed te presteren. Ze hebben vaker een werkloosheidsuitkering, betalen minder loonbelasting en hebben vaker schulden (De Greef et al., 2014; Van der Heide & Rademakers, 2015; Christoffels et al., 2016; Sijbers et al., 2016; Madern et al., 2016; Stichting Lezen en Schrijven, 2017; Dominguez Alvarez et al., 2018; Keizer, 2019). Laaggeletterden leven vaker in armoede en bevinden zich meer dan anderen in een sociaal isolement (De Greef et al., 2014). Ook hebben ze slechtere digitale informatievaardigheden: ze hebben moeite met het vinden van de juiste informatie op internet (Van Deursen & Van Dijk, 2010). Daarnaast vormt het online volgen van cursussen en workshops een uitdaging: ongeveer de helft van de laaggeletterden beschikt niet over de digitale vaardigheden om hieraan succesvol deel te nemen. Zij komen dus minder goed mee in de digitaliserende samenleving (Stichting Lezen en Schrijven, 2020b).

Bron: Veldhuijsen & Schaufeli, 2018.

Met minder plezier lezen

Geletterdheid – en het gebrek daaraan – ontstaat aan de basis. De afgelopen jaren laten verschillende onderzoeken een dalende leesvaardigheid, leesmotivatie en leesplezier zien. Zo blijkt uit het internationale onderzoek PIRLS dat Nederlandse tienjarigen in 2021 ten opzichte van 2016 meer moeite hebben om de leesvaardigheidsniveaus ‘midden’ en ‘hoog’ te halen (Swart et al., 2023). Ook onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs toont aan dat de leesvaardigheid van basisschoolscholieren is gedaald ten opzichte van tien jaar geleden. In het speciaal basisonderwijs is deze daling nog iets sterker dan in het basisonderwijs (Inspectie van het Onderwijs, 2022). Met betrekking tot het voortgezet onderwijs laat het internationale PISA-onderzoek zien dat Nederlandse vijftienjarigen tussen 2015 en 2018 minder vaardig zijn geworden in lezen en dat hierbij sprake is van een ‘toenemend negatieve trend’ waarbij de leesvaardigheid steeds sneller daalt (Gubbels et al., 2019). Jongeren lezen weliswaar veel korte teksten, in de vorm van berichten op hun smartphone of samenvattende stukjes in schoolboeken, maar besteden minder tijd aan het geconcentreerd lezen van langere teksten of boeken. Maar liefst 18% van de 14-jarigen dreigt hierdoor met een te laag taalniveau van de middelbare school te komen. Hiermee wordt het percentage van maximaal 15% waarnaar wordt gestreefd al sinds 2015 niet behaald (Raad voor Cultuur & Onderwijsraad, 2019).

Onderzoek naar schrijfvaardigheden

Niet alleen met het leesniveau, maar ook met de schrijfvaardigheid van Nederlandse basisschoolleerlingen is het slecht gesteld. Dat blijkt uit onderzoek van Peil.Schrijfvaardigheid in opdracht van de Inspectie van het Onderwijs. Het peilingsonderzoek laat zien dat meer dan een kwart (27%) van de leerlingen aan het eind van het basisonderwijs niet het fundamentele niveau 1F voor schrijfvaardigheid behaalt. Hierdoor loopt deze groep een grotere kans om later laaggeletterd te worden (Stichting Lezen en Schrijven, 2021).

Overheidsbeleid gericht op aanpak van taalachterstanden

Om een extra impuls te geven aan het bestrijden en voorkomen van laaggeletterdheid zijn de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in 2016 gestart met het programma Tel mee met Taal. Dit actieprogramma pakt laaggeletterdheid bij volwassenen aan (curatie) en zet in op het vergroten van leesplezier bij kinderen om laaggeletterdheid op latere leeftijd te voorkomen (preventie). Hierbij ligt de focus niet alleen op lezen en schrijven, maar ook op rekenen en digitale vaardigheden. In de uitvoering staan landelijke programma’s centraal. Voor jeugd is dat Kunst van Lezen (door Stichting Lezen en de KB, met de programma’s BoekStart en de Bibliotheek op school) en voor volwassenen Taal voor het Leven (door Stichting Lezen en Schrijven, met een landelijk netwerk van Taalhuizen). De hoofdambitie van het programma Tel mee met Taal was in de periode 2016-2018 in heel Nederland ten minste 45.000 nieuwe deelnemers te laten starten met een taaltraject. Uiteindelijk werden bijna 90.000 deelnemers bereikt. In alle 35 arbeidsmarktregio’s werden bovendien Taalhuizen en/of Taalpunten ingericht. Ook sloten 289 van de beoogde 300 organisaties zich aan bij het Taalakkoord Werkgevers (Sapulete et al., 2019). Begin 2019 werd het actieprogramma Tel mee met Taal geëvalueerd en werd een verlenging aangekondigd. Met de Vervolgaanpak Laaggeletterdheid 2020-2024 heeft de Rijksoverheid extra geld uitgetrokken voor de samenhang tussen taal, rekenen en digitale vaardigheden (Van Engelshoven et al., 2019; Rijksoverheid, 2019).

Vervolgaanpak Tel mee met Taal: tien maatregelen

In de vervolgaanpak van Tel mee met Taal (2020-2024) staan de volgende tien maatregelen centraal (Van Engelshoven et al., 2019):

  1. Zoeken naar nieuwe manieren om meer mensen te bereiken, met extra aandacht voor mensen met Nederlands als moedertaal. Hierbij worden taalambassadeurs ingezet;
  2. Betere afspraken met gemeenten;
  3. Extra geld voor gemeenten om deze afspraken uit te voeren;
  4. Landelijk programma om gemeenten te helpen laaggeletterden te vinden en te helpen en medewerkers en vrijwilligers te trainen. Dit is noodzakelijk, blijkt ook uit evaluerend onderzoek van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (Van der Stege et al., 2019);
  5. Subsidie voor werkgevers voor opleidingen basisvaardigheden;
  6. Extra geld om te werken aan leesbevordering bij kinderen en gezinnen te helpen;
  7. Verbetering van de kwaliteit van Taalhuizen en taalpunten;
  8. Oprichting van een expertisecentrum basisvaardigheden, waardoor de kwaliteit van lessen verbetert;
  9. Openbaar maken van de resultaten van de aanpak van laaggeletterdheid;
  10. Extra geld voor nieuwe ideeën, kennisdeling en het laten zien van goede voorbeelden.
Aandacht voor laaggeletterde vrouwen en empowerment

Binnen de regionale jaarplannen rondom de aanpak van laaggeletterdheid is het belangrijk dat samenwerkende gemeenten aandacht hebben voor de kwetsbare groep laaggeletterde vrouwen en empowermentaanbod. Dat stelt Stichting Lezen en Schrijven in het rapport Beleidsontwikkeling voor laaggeletterde vrouwen met inzet van empowerment. Handreiking voor de regionale aanpak laaggeletterdheid. Het werken aan empowerment versterkt laaggeletterden, zodat zij meer zelfvertrouwen en zelfinzicht krijgen om stappen in hun (taal)ontwikkeling te kunnen zetten (Stichting Lezen en Schrijven, 2020c).

Motivatie van laaggeletterden vraagt om meerduidige aanpak

Er is geen eenduidige aanpak om laaggeletterden te motiveren deel te nemen aan het aanbod van de bibliotheek. Dat komt door de diversiteit van de doelgroep, de verschillende leervragen die zij hebben en de factoren die hun motivatie beïnvloeden. Wat voor de een motiverend is, kan voor een ander juist belemmerend werken. Het ontvangen van een certificaat stimuleert de een bijvoorbeeld om deel te nemen aan een cursus, maar is voor de ander juist een bron van faalangst. Ook kleinere zaken, zoals het geslacht van de docent, kunnen van invloed zijn. Het belangrijkst is om aan te sluiten bij de achtergrond en beweegredenen van de laaggeletterde. Bibliotheken kunnen bijvoorbeeld de zichtbaarheid van hun dienstverlening vergroten, op een laagdrempelige manier contact leggen en specifiek inspelen in de leervraag van de laaggeletterde (Groot et al., 2019). Dit is ook onderdeel van diverse actieplannen om laaggeletterdheid in Nederland tegen te gaan. In vrijwel ieder actieplan staat dat er extra aandacht moet zijn voor de herkenning en doorverwijzing van laaggeletterden (De Greef, 2021).

Positieve effecten aanpak laaggeletterdheid

De aanpak van Taal voor het Leven werpt zijn vruchten af. Uit de evaluatie van de aanpak blijkt dat drie op de vier deelnemers vooruitgaat in leesvaardigheid. Tussen de 49% en 66% van de deelnemers voelt zich sociaal meer betrokken (Karssen et al., 2020). Ook voelen deelnemers aan taalprogramma’s zich psychisch en fysiek beter, hebben zij het gevoel dat zij een betere positie op de arbeidsmarkt hebben en verbeteren zij hun schrijfvaardigheden (Sapulete et al., 2019). Ook organisaties ondervinden positieve effecten van het traject. Zo ervaren bedrijven meer betrokkenheid, een grotere klant- en medewerkerstevredenheid, een hogere productie, minder stress en een kleiner personeelsverloop (Visschers & Tops, 2015a; Visschers & Tops, 2015b).

Eerste resultaten Landelijk Beeld Volwasseneneducatie

Om meer inzicht te krijgen in de aanpak van laaggeletterdheid zijn het Rijk, gemeenten en het CBS in 2023 gestart met het opzetten van het Landelijk Beeld Volwasseneneducatie (voorheen de Monitor Laaggeletterdheid). Na een pilot in 2021 heeft het CBS in 2022 een grootschaligere proef van dit onderzoek uitgevoerd. Hiervoor leverden gemeenten en cursusaanbieders gegevens aan over cursusdeelnemers en het soort cursussen dat zij volgden.

Hoewel niet alle regio's data leverden (22 van de 35) en niet bekend is hoe compleet de data zijn die wel zijn aangeleverd, bieden de resultaten van het onderzoek inzicht in de kenmerken van 23,8 duizend deelnemers die in 2021 samen 27,7 duizend cursussen volgden. Dit waren voornamelijk taalcursussen (83%) of cursussen die taal en digitale vaardigheden combineerden (12%). Onder deze deelnemers bevonden zich twee keer zoveel vrouwen (66%) als mannen (32%). De grootste groep deelnemers was tussen de 25 en 45 jaar oud. Jongere deelnemers volgden relatief vaker formele cursussen (die worden afgesloten met een door het ministerie van OCW erkend certificaat), terwijl oudere deelnemers vaker non-formele cursussen volgden. Voor 93% van de deelnemers was Nederlands hun tweede taal.

In 2023 voert het CBS een nieuwe gegevensverzameling uit. Het doel hiervan is dat meer regio’s data leveren en de monitor daarmee steeds beter gevuld wordt (Kromhout 2023).

Bibliotheek bestrijdt én voorkomt achterstanden

Het bestrijden en voorkomen van laaggeletterdheid is voor veel bibliotheken een speerpunt. In 2021 boden alle bibliotheken producten of diensten aan op het gebied van taalvaardigheid en digitale vaardigheden (Klaren & Van Geest, 2023). De curatieve rol van bibliotheken gericht op de bestrijding van achterstanden bij volwassenen krijgt vaak vorm in een Taalhuis. Taalhuizen bieden intensieve begeleiding in taal-, reken- en digitale vaardigheden. Bibliotheken voeren hun preventieve rol bij het voorkomen van achterstanden bij de jeugd vooral uit binnen het overkoepelende programma Kunst van Lezen, waarbinnen Boekstart, de Bibliotheek op school en de VoorleesExpress vallen. Samen vormen deze programma’s een doorlopende leeslijn, die kinderen vanaf hun geboorte begeleidt in hun leesontwikkeling.

Positieve effecten programma’s Kunst van Lezen

Onderzoeken laten keer op keer de positieve effecten van deze programma’s zien. BoekStart zorgt voor een grotere woordenschat bij baby’s (Van den Berg, 2015). De Bibliotheek op school verbetert de leesvaardigheid van leerlingen en zorgt daarnaast voor een betere leesattitude en woordenschat onder migrantenleerlingen (Hartkamp, 2020; Heesterbeek & Hartkamp, 2020; Kleijnen, 2016). De VoorleesExpress zorgt ervoor dat gezinnen vaker een bibliotheekabonnement hebben en meer gebruikmaken van digitale prentenboeken (Broens & Van Steensel, 2019).

Bronnen