Informatie voor het bibliotheeknetwerk

Netwerkagenda: interview met Gerard Hendriks (Bibliotheek Aan de Vliet) & Anneke Westland (BiSC)

Nieuwsbericht
Vergelijken
15 maart 2021
In oktober 2020 werd het Bibliotheekconvenant 2020-2023 van kracht. De daarin geformuleerde maatschappelijke uitdagingen en randvoorwaarden vinden hun concrete uitwerking in de Netwerkagenda. In twaalf programmateams komen experts uit het veld samen om binnen elk van deze thema’s stappen te zetten. Deze week is het woord aan Gerard Hendriks, directeur van Bibliotheek Aan de Vliet, en Anneke Westland, adjunct-directeur en manager Bedrijfsvoering & ICT bij BiSC, die zich samen hard maken voor de collectie die in de Netwerkagenda een fundamentele rol speelt.
Inhoudsblokken

Veelzijdigheid

Het ontstaan van de definitieve versie van de Netwerkagenda-tekst rondom collectie voltrok zich in twee fases, vertelt Anneke Westland, die daar aan tafel zit vanuit haar functie als adjunct-directeur en manager Bedrijfsvoering & ICT bij de Utrechtse POI BiSC. ‘We hebben goed zitten kleien met elkaar,’ aldus Westland. ‘In de eerste ronde keken we breed: wat verstaan we precies onder de collectie? De tweede keer hebben we ons meer toegespitst op details.’

Anneke Westland & Gerard Hendriks

Wat valt allemaal onder de collectie van een bibliotheek? Die vraag riep al direct verschillende ideeën op. ‘Wij zien de collectie het liefst zo breed mogelijk,’ licht Westland toe. ‘Zeker als we kijken naar de maatschappelijke opgaven zoals die in het Bibliotheekconvenant zijn geformuleerd, is het mooi als we al in de term collectie onze veelzijdigheid kunnen laten zien.’

Aanvankelijk dachten ze ook binnen het programmateam vooral aan boeken, geeft Aan de Vliet-directeur Gerard Hendriks toe. ‘Maar natuurlijk is er meer. Denk bijvoorbeeld aan alle digitale bestanden, of aan de grote hoeveelheid kennis die burgers met zich meebrengen. Maken lokale communities ook onderdeel uit van onze collecties? Daar hebben we uitgebreid over gediscussieerd.’

Collectie maakt uniek

Daarvan werd het samenstellen van de agenda voor de komende jaren niet gemakkelijker – wel uitdagender. ‘Ook in de toekomst zal het boek belangrijk blijven,’ voorspelt Hendriks. ‘We maken de transitie van collectie naar connectie, wordt tegenwoordig vaak geroepen. De implicatie: de collectie is verleden tijd. Ik juich toe dat bibliotheken breder denken dan hun collectie, maar dat betekent niet dat je die ook achter je moet laten. Ik zou liever zeggen: we streven met de collectie naar meer connectie.’

Hendriks heeft zich niet voor niets bij deze groep aangesloten, licht hij toe. ‘Ik vind dat collecties van onmisbaar belang zijn. Als we die niet meer hebben, hebben we een groot probleem: door te lezen kunnen burgers zich laten informeren, maar zich ook beter inleven in de wereld van een ander. Dat hebben we in deze tijd hard nodig.’

Ook Westland ziet de collectie niet zozeer als een doel op zich, maar eerder als een middel om de opgaven te tackelen waarvoor de maatschappij zichzelf gesteld ziet. ‘Onze collectie maakt ons als bibliotheken uniek,’ aldus Westland. ‘Daar moeten we de komende jaren op een nieuwe manier vorm aan geven, zodat we voor alle doelgroepen actueel blijven. Juist in deze tijd kunnen en moeten wij fungeren als een neutrale, betrouwbare bron, die fake news van waarheid onderscheidt. Die taak vervullen we met zowel onze collectie als onze activiteiten en programma’s. Soms worden die componenten los van elkaar gezien, terwijl ze elkaar juist kunnen versterken.’

Ook Hendriks ziet dat er zaken moeten veranderen. ‘We willen zeker niet alles bij het oude houden. Ook in mijn werkgebied zouden flink wat mensen gebaat zijn bij meer leesuren – en toch bereiken we ze niet. Misschien hebben we niet de juiste boeken of lezen ze liever op een andere manier. Daar moeten we achter zien te komen.’

Voor Hendriks is iedere uitlening in dat kader betekenisvol. ‘Het betekent dat een mens, bewust of onbewust, de keuze maakt te werken aan zijn of haar taalvaardigheid en daaraan wellicht zelfs plezier beleeft. Die transactie mag nog vaker plaatsvinden, zeker bij de jeugd. De PISA-cijfers zijn bedroevend. Daar kunnen we met onze huidige ideeën over collecties vast het een en ander aan doen, maar we moeten ook investeren in vormen die we nog niet in huis hebben. Daarbij moeten we het zeker niet blijven hebben over boeken uitlenen als de klassieke functie van de bibliotheek, zoals vaak wordt gedaan. Ook voor gemeenten klinkt dat als verleden tijd, als ouderwets. Waar staat een uitlening voor? Daar moeten we gezamenlijk naar kijken.’

Inhoud en sfeer

Hoe het precies anders moet, hebben de programmateam-leden ook nog niet helder, maar dat het anders moet, staat vast. ‘In het ideale geval versterken de verschillende componenten van de bibliotheek elkaar,’ aldus Westland. ‘Alles om de doorzettende ontlezing tegen te houden. Die is door de coronacrisis misschien nog verder versterkt: een deel van ons voormalig publiek zal concluderen dat het ons in deze periode van onthouding niet gemist heeft en niet bij ons terug keert.’

De oplossing hoeft niet per se te liggen in een andere collectie, fantaseert Hendriks. ‘Toen ik nog bij de bibliotheek in Zoetermeer werkte, mocht ik daar eens een campingbibliotheek opzetten. Achter de bibliotheek bevond zich een meer met een klein eiland in het midden, waar we hangmatten ophingen, strandstoeltjes uitklapten en boeken en tijdschriften neerlegden. Het was een groot succes. Zelfs kinderen die nooit lazen, waren er niet weg te slaan.’

Het gaat soms, kortom, niet alleen om de inhoud van de collectie, maar ook om de sfeer die eromheen hangt. ‘Een vmbo-school klopte eens bij ons aan,’ vertelt Hendriks. ‘Ze willen niet lezen, zeiden de docenten. We zijn meermaals langs de klassen gegaan om samen met hen te lezen. Ze bleken het fantastisch te vinden. De context veranderde alles: er werd iets speciaals van lezen gemaakt.’

In de etalage

Ook het achterliggende beleid moet worden gemoderniseerd, ziet Westland. ‘Neem bijvoorbeeld de digitale bibliotheek: die is simpelweg nog niet zichtbaar genoeg voor bibliotheekbezoekers, terwijl die boeken onmiskenbaar onderdeel uitmaken van ons aanbod. Ook voor collectioneurs blijft dit aanbod een blinde vlek, terwijl deze kennis belangrijk is om het beleid goed te kunnen uitvoeren. En dat terwijl de digitale bibliotheek zo’n mooi voorbeeld is van een dienst die we landelijk hebben belegd, om te voorkomen dat we lokaal ieder voor zich het wiel gaan uitvinden. Zo zijn er meer zaken die we slimmer kunnen aanpakken, waardoor we ook minder kosten maken.’

Meer in gezamenlijkheid optrekken: het is een boodschap die perfect binnen de Netwerkagenda past. ‘We kunnen creatiever zijn in de inzet van onze collecties en effectiever in hoe we het geheel kunnen organiseren,’ vat Hendriks samen. ‘Daarbij kunnen we wat vaker over de heg turen: hoe doen andere bibliotheken dit? Mij maak je bijvoorbeeld niet wijs dat jongeren in mijn werkgebied zoveel anders zijn dan die in andermans regio. Wanneer een collega onderzoek doet naar de leesvoorkeuren van de jeugd, kan ik daar dus gerust mijn voordeel mee doen.’

We hebben in die samenwerking al veel bereikt, benadrukt Westland. ‘Ik herinner me de tijd nog dat interbibliothecair leenverkeer op weerstand kon rekenen: own customers first, werd er geroepen. Die fase zijn we gelukkig voorbij. Toch hebben we nog genoeg om over na te denken. Hoe makkelijk is onze collectie bijvoorbeeld vindbaar voor degenen die bij informatie verzamelen niet automatisch denken aan de bibliotheek? Hoe komen we bij hen eerder in het vizier? Onze collectie mag nog mooier in de etalage komen te liggen.’