Informatie voor het bibliotheeknetwerk

Netwerkagenda: interview met Gert Staal (de Bibliotheek Lek & IJssel) en Nicoline Hendriks (Rijnbrink & SPN)

Nieuwsbericht
Vergelijken
25 januari 2021
In oktober 2020 werd het Bibliotheekconvenant 2020-2023 van kracht. De daarin geformuleerde maatschappelijke uitdagingen en randvoorwaarden vinden hun concrete uitwerking in de Netwerkagenda. In twaalf programmateams komen experts uit het veld samen om binnen elk van deze thema’s stappen te zetten. Deze week is het woord aan Gert Staal, directeur van de Bibliotheek Lek & IJssel, en Nicoline Hendriks, projectleider bij Rijnbrink en landelijk programmamanager de Bibliotheek en basisvaardigheden bij SPN, die zich samen hard maken voor de participatie in de informatiesamenleving die in de Netwerkagenda een fundamentele rol speelt.
Inhoudsblokken

Affiniteit

Sinds de start van de Netwerkagenda wordt het programmateam rondom digitale inclusie en digitaal burgerschap onder anderen bevolkt door Gert Staal, directeur van de Bibliotheek Lek & IJssel, en Nicoline Hendriks, programmamanager de Bibliotheek en Basisvaardigheden bij SPN en Rijnbrink. Beiden hebben grote affiniteit met het onderwerp, leggen ze uit.

Nicoline Hendriks - Gert Staal

‘Ik vervul al acht jaar diverse functies binnen dit thema – zowel bij Rijnbrink als landelijk,’ vertelt Hendriks. ‘Eerder implementeerde ik de Bibliotheek op school in Gelderland, op het moment dat de bibliotheek steeds meer maatschappelijke taken naar zich toe begon te trekken. Die kant van het bibliotheekvak intrigeerde mij toen al enorm: de mogelijkheid om burgers nieuwe kansen te geven, en dan met name kinderen die vanuit huis niet de beste basis meekrijgen. Uit eigen ervaring weet ik welk verschil die basis kan maken: ik heb dyslexie, maar ben door mijn ouders altijd goed gemotiveerd om te lezen en was veel in de bieb te vinden. Ik hield van verhalen en daardoor van lezen. Daardoor ben ik nu waar ik ben.’

Vanuit die persoonlijke drijfveer vervulde Hendriks ook andere functies, onder andere als vormgever van pedagogisch beleid in de kinderopvang, coördinator van taalprojecten in de wijk en taaldocent voor vrouwen met een migratieachtergrond. ‘Keer op keer moest ik toezien hoe fors werd bezuinigd op zaken die zo ontzettend belangrijk zijn,’ herinnert Hendriks zich. ‘Maar we blijven doorgaan. De Netwerkagenda is daarin een mooie stap: samen kunnen we veel meer bereiken dan apart. Ik heb zelf als kind het belang van zulke goede programma’s gemist, dus ik blijf me daar graag voor inzetten. Als we zulke programma’s landelijk ontwikkelen en vervolgens lokaal implementeren, komen we een heel eind.’

Ontwikkelkracht

Ook Staals voorliefde voor het onderwerp is diepgeworteld. ‘Ik zit al mijn hele werkzame leven in het informatievak,’ vertelt de directeur. ‘De eerste 25 jaar heb ik gewerkt bij grote uitgeverijen, waar ik de opkomst van online heb meegemaakt. Daarnaast ben ik directeur geweest van 9292 – een dienst waarin het verschaffen van informatie over het openbaar vervoer centraal staat.’

De uitgevers- en het bibliotheekbranche zijn nauw aan elkaar verwant, aldus Staal. ‘Ze maken onderdeel uit van hetzelfde informatie-ecosysteem. De bibliotheek was voor de uitgeverijen waar ik werkte altijd een belangrijke partner.’

Inmiddels is Staal ruim zeven jaar bibliotheekdirecteur – aanvankelijk in Rotterdam, waar hij noodgedwongen forse bezuinigingen moest doorvoeren, nu bij Lek & IJssel, waar hij bij aantreden eveneens lastige organisatorische keuzes moest maken. ‘In Rotterdam zag ik destijds wat de impact kan zijn van gebrekkige besluitvorming op de dienstverlening van de bibliotheek,’ legt Staal uit. ‘In Lek & IJssel hebben we ook moeten bezuinigingen, maar konden we de organisatie gelukkig snel weer op de rit krijgen, om zo de transitie te kunnen maken naar de maatschappelijk-educatieve bibliotheek.’

Staal en Hendriks hebben in hun loopbaan beiden gezien hoe ook op lokaal niveau prachtige initiatieven worden ontwikkeld om burgers verder te brengen in hun digitale ontwikkeling. ‘Het liefst willen we zulke programma’s en activiteiten doortillen naar provinciaal en zelfs landelijk niveau,’ aldus Hendriks. ‘Dat geldt ook andersom: we willen op een slimme wijze landelijke programma’s en producten lokaal inzetten. Voor die vertaalslag kan een POI van grote toegevoegde waarde zijn. Zulke samenwerkingen hebben we nodig om ook andere lokale organisaties verder te brengen.’

Want lang niet iedere bibliotheek heeft nog de ontwikkelkracht om zelf zulke programma’s neer te zetten, weet Staal uit eigen ervaring. ‘Er is geen geld meer beschikbaar om zelf aan de slag te gaan. Kleine bibliotheken moeten daarin kunnen leunen op de expertise van de grotere organisaties.’

Stok achter de deur

Daarnaast worden de problematieken waarmee bibliotheken te maken krijgen steeds complexer, benadrukt Hendriks. ‘We zijn al jaren bezig om de programma’s voor mensen met Nederlands als eerste én tweede taal verder te brengen, maar daarvoor zijn ook lokale financiën nodig. Gemeenten kunnen lang niet altijd de portemonnee trekken. Het Bibliotheekconvenant zal niet alles oplossen, maar het biedt zeker een basis om op terug te vallen.’

Ook Staal weet uit eigen ervaring dat lokale wethouders zelf niet onwelwillend zijn om de bibliotheek te steunen, maar dat in veel gevallen de druk om te bezuinigen simpelweg te hoog is. ‘Een landelijk document als het convenant kan daarbij helpen: aan de gesprekstafel kan het fungeren als een stok achter de deur, een haakje naar een groter doel.’

Digitale inclusie en digitaal burgerschap zijn door de maatregelen rondom het coronavirus op dit moment belangrijker dan ooit, zien Staal en Hendriks. ‘Kwetsbare groepen lopen een nog groter risico om achterop te raken. Laagtaalvaardigen hebben in veel gevallen ook moeite met digitale vaardigheden. Voor hen is deze tijd extra lastig.’

Daarnaast wordt de dienstverlening van de bibliotheek door alle huidige regelgeving sterk bemoeilijkt. ‘In een doorstroomlocatie, zoals bibliotheekvestigingen aanvankelijk werden aangemerkt, kun je natuurlijk geen cursussen Klik & Tik en Digisterker verzorgen,’ legt Hendriks uit. ‘Ik vind het bewonderenswaardig op welke creatieve manieren bibliotheken hun aanbod hebben voortgezet: met aangepaste cursusvormen, digitale spreekuren rondom de Belastingdienst en taalwandelingen hebben zij nog steeds heel veel burgers kunnen helpen. Tegelijkertijd is ook een nieuwe groep burgers aangehaakt die nu des te meer de toegevoegde waarde van het digitale ziet, zoals ouderen die hun kleinkinderen online willen blijven zien. Ik hoop dat bibliotheken het kunnen blijven opbrengen om zulk aanbod te blijven aanbieden. Zeker in deze tijd is het belangrijk om zichtbaar te blijven, zelfs als je vanwege nieuwe maatregelen continu je activiteiten moet uitstellen.’

Uitgelezen moment

In die zin komt de Netwerkagenda op een uitgelezen moment, beseffen Hendriks en Staal. ‘Met de huidige en toekomstige doorontwikkelingen hopen we te kunnen bieden wat in deze aparte tijd nodig is, waarbij met name de meest kwetsbare groepen aandacht verdienen. Tegelijkertijd willen we een duurzaam en impactvol programma neerzetten, dat niet alleen in de coronaperiode passend is. Dat is best een eisenpakket, realiseren we ons, maar we denken zeker dat het haalbaar is.’

Ook in de toekomst blijft de samenwerking met partners van groot belang, benadrukt Hendriks. ‘Denk bijvoorbeeld aan juridische dienstverlening en e-health – de bibliotheek moet ook op digitaal vlak in alle gevallen zelf hulp kunnen bieden of kunnen doorverwijzen.’

Daarnaast is het bereik van de bibliotheek nog een uitdaging. Staal: ‘We organiseren mooie programma’s en verantwoorde activiteiten, maar bereiken we wel iedereen die we willen bereiken? Het antwoord is nu helaas nog steeds: onvoldoende. We kunnen de prachtigste kastelen bouwen, maar de bekendheid van die bouwwerken blijft nog achter. Desnoods moeten we actiever reclame voor onze activiteiten gaan maken, ook wat betreft ons aanbod rondom digitale vaardigheden.’

Landelijke bouwstenen

De Netwerkagenda komt volgens Staal ook op een passend moment omdat bibliotheekorganisaties eindelijk bereid lijken de handen ineen te slaan en niet langer de nadruk te leggen op hun onderlinge verschillen. ‘We worstelen met universele problemen, waarvoor we lokale oplossingen nodig hebben. Geen enkele situatie is volstrekt uniek. We kunnen dus prima landelijke bouwstenen ontwikkelen, waaraan men lokaal zijn eigen draai geeft.’

Daarnaast gaan de digitale ontwikkelingen zo snel dat die niet altijd lokaal bij te benen zijn, aldus Hendriks. ‘Het is geen onderlinge strijd. Laten we elkaar gebruiken als kritische meelezer, als klankbord. Vanuit die constructieve houding komen we verder: dan kunnen we dat wat lokaal wordt ontwikkeld ook naar een hoger niveau tillen. We bekostigen deze zaken met gemeenschapsgeld, dus we hebben daarin een belangrijke verantwoordelijkheid niets te verspillen, bijvoorbeeld door op tien verschillende plekken het wiel uit te vinden en vervolgens te laten verstoffen. Daarbij zal de Netwerkagenda hopelijk helpen.’