Stijging subsidies en bijdragen
In 2022 bestonden de inkomsten in totaal uit 617,2 miljoen euro. Van alle inkomsten is 95% te relateren aan de bibliotheekfunctie[1] (circa 588,0 miljoen euro). Van de totale inkomsten is 5% niet aan de bibliotheekfunctie gerelateerd, zoals kaartverkoop van bioscopen, musea of theaters. Subsidies zijn verreweg de belangrijkste inkomstenbronnen van bibliotheken. Hoewel het subsidieniveau tussen 2010 en 2017 met 13% is gedaald, bestaat het merendeel van de inkomsten nog uit subsidies en bijdragen (84%). Sinds 2018 is ieder jaar een lichte stijging te zien in de totale inkomsten uit subsidies. Gezamenlijk ontvingen bibliotheken in 2022 voor 492,5 miljoen euro aan subsidies. Gemiddeld ontving een bibliotheekorganisatie in 2022 26,25 euro aan (gemeentelijke) subsidie per inwoner[2]; in 2017 was dit 23,61 euro. De stijging in het totaal aan subsidies gaat echter niet voor alle lokale bibliotheken op: circa één op de tien bibliotheekorganisaties ontving in 2022 minder subsidies dan in 2021. Naast subsidies bestonden de baten uit eigen inkomsten van bibliotheken (77,8 miljoen) en diverse baten zoals rente en sponsoring (17,7 miljoen). In de eigen inkomsten van bibliotheken is het post-corona-effect in 2022 duidelijk zichtbaar; deze stegen in 2022 met circa 13% ten opzichte van 2021.
Bron: Van de Burgt & Klaren, 2023; CBS, 2023.*
* Vanaf 2022 is de vraagstelling voor bibliotheken in een gecombineerde instelling aangepast om de inkomsten gerelateerd aan de bibliotheekfunctie tegen het totaal af te kunnen zetten. Voorheen werden de inkomsten van bibliotheken ook specifiek uitgevraagd voor de bibliotheekfunctie, maar was er geen zicht op de verhouding tot het totaal en de totstandkoming van de aantallen.
Stijging personeelskosten
Het lastenniveau van de bibliotheekorganisaties houdt gelijke trend met de baten – er is niet of nauwelijks sprake van het vormen of aanspreken van reserves. In 2022 bestonden de lasten in totaal uit circa 616,4 miljoen euro. Van alle lasten is 96% te relateren aan de bibliotheekfunctie[1] (circa 589,6 miljoen euro). Van de totale lasten is 4% van de lasten niet aan de bibliotheekfunctie gerelateerd, zoals kosten gerelateerd aan bioscopen, musea of theaters. De grootste kostenpost is het personeel; 53% van de lasten van bibliotheken bestaat uit kosten voor personeel (313,4 miljoen euro). De post huisvestingskosten is in grootte de tweede kostenpost: 21% van de uitgaven (125,7 miljoen euro) is bestemd voor huisvesting. Sinds 2018 is een stijging zichtbaar in de totale lasten van bibliotheken. Deze stijging komt met name voort uit een stijging van de personeelskosten en hangt nauw samen met de groei die zichtbaar is in het personeelsbestand van de bibliotheken.
Bron: Van de Burgt & Klaren, 2023; CBS, 2023.*
* Vanaf 2022 is de vraagstelling voor bibliotheken in een gecombineerde instelling aangepast om de kosten gerelateerd aan de bibliotheekfunctie tegen het totaal af te kunnen zetten. Voorheen werden de kosten van bibliotheken ook specifiek uitgevraagd voor de bibliotheekfunctie, maar was er geen zicht op de verhouding tot het totaal en de totstandkoming van de aantallen.
Groei personeelsbestand
De economische recessie, die vanaf 2010 invloed kreeg op de overheidsinkomsten, heeft tot gevolg gehad dat de subsidiebaten van bibliotheken zijn gekrompen. Deze teruggang heeft vooral invloed gehad op het personeelsbestand. Dat werd, uitgedrukt in personen, tussen 2010 en 2013 zo’n 25% kleiner. In fte’s ging het om een teruggang van 23%. Daarna fluctueerde de omvang van het personeelsbestand nog enigszins, maar sinds 2014 is zowel het aantal personen als het aantal fte’s relatief stabiel. In 2021 was een lichte groei in het totale personeelsbestand zichtbaar (+3%) en in 2022 is deze groei fors doorgezet (+7%). De bibliotheken telden 7.535 medewerkers in loondienst ten opzichte van 7.030 in 2021. Deze groei komt met name voort uit een stijging van het aantal personeelsleden met een tijdelijk dienstverband. In 2022 werkten 2.217 medewerkers vanuit een tijdelijk dienstverband in de bibliotheek ten opzichte van 1.715 medewerkers in 2021. De verhouding tussen tijdelijke medewerkers en medewerkers in vaste dienst is in de loop der jaren verschoven. Waar in 2018 nog 18% van de personeelsleden in tijdelijk dienstverband was, waren in 2022 drie op de tien bibliotheekmedewerkers tijdelijk in dienst.
Bron: Van de Burgt & Klaren, 2023; CBS, 2023.*
* Vanaf 2022 is de vraagstelling voor bibliotheken in een gecombineerde instelling aangepast om het aantal personeelsleden en fte vanuit de bibliotheekfunctie tegen het totaal af te kunnen zetten. Voorheen werd het aantal personeelsleden en fte ook specifiek uitgevraagd voor de bibliotheekfunctie, maar was er geen zicht op de verhouding tot het totaal en de totstandkoming van de aantallen.
Toename vrijwilligers
Bijna alle bibliotheekorganisaties werkten in 2022 samen met vrijwilligers. Het aantal vrijwilligers stijgt ieder jaar verder, van circa 7 duizend in 2010 tot circa 25 duizend in 2022. De verhouding vaste medewerkers versus vrijwilligers was in 2022 gemiddeld 1 op 3, net als de afgelopen jaren. Bij bibliotheken met een klein werkgebied – van minder dan 50 duizend inwoners – is dit zelfs 1 op 6. Hoe groter het werkgebied van de bibliotheek, hoe kleiner de verhouding. Van de ruim 25 duizend vrijwilligers die in 2022 in de bibliotheken werkzaam waren, werd het merendeel ingezet voor activiteiten rondom taalvaardigheid (door 93% van de bibliotheekorganisaties), activiteiten rondom voorlezen (90%), digivaardigheid (90%), het logistieke proces (78%, bijvoorbeeld boeken aan huis bezorgen, vervoer tussen vestigingen) en/of als gastheer of gastvrouw (78%).
Bron: Van de Burgt & Klaren, 2023; CBS, 2023.*
[1] Vanaf 2022 is de vraagstelling voor bibliotheken in een gecombineerde instelling aangepast om de gegevens gerelateerd aan de bibliotheekfunctie tegen het totaal af te kunnen zetten. Voorheen werden deze gegevens van bibliotheken ook specifiek uitgevraagd voor de bibliotheekfunctie, maar was er geen zicht op de verhouding tot het totaal en de totstandkoming van de aantallen.
[2] De subsidie bestaat uit de inkomsten aan gemeentelijke exploitatiesubsidies en overige gemeentelijke subsidies (waaronder projectsubsidies). De subsidie per inwoner is incl. huisvestingskosten.
Bronvermelding
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), StatLine (2023). Openbare bibliotheken.