Informatie voor het bibliotheeknetwerk

Dossier De bibliotheek in coronatijd

  1. Nepnieuws als virus

Over de zwakke plekken in onze nieuwsvoorziening en goed geïnformeerde burgers
De coronacrisis heeft de zwakke plekken in onze nieuwsvoorziening pijnlijk blootgelegd: tijdens de crisis nam de verspreiding van nepnieuws enorm toe, complottheorieën beleven hoogtijdagen. Hoe zorgen we als samenleving voor goed geïnformeerde burgers en hoe kunnen bibliotheken daarin een rol spelen?
Lezer Mobiel

Het internet heeft de manier waarop we informatie creëren, vindbaar maken en delen compleet veranderd. De consumptie van nieuws en informatie is voor een deel verschoven naar sociale media en on demand-diensten. Het verdienmodel van deze platforms is gebouwd op aandacht, niet op het bieden van betrouwbare en relevante informatie. De coronacrisis zorgt voor een enorme toename van nepnieuws en onbetrouwbare informatie. Door de World Health Organization (WHO) is de pandemie al bestempeld als infodemie: niet alleen de ziekte verspreidt zich in razend tempo over de wereld, maar ook foutieve informatie die het virus omringt (WHO, 2020).

Digitale tijdperk als voedingsbodem

De crisis brengt aan het licht  hoe kwetsbaar de organisatie van de digitale nieuwsvoorziening is. Het onderliggende model, met advertenties als inkomstenbron, werkt perverse mechanismen in de hand. Verrassend nieuws wordt vaker aangeklikt dan saai nieuws. Dat werkt ‘klikpulp’ in de hand, nieuws dat de aandacht trekt om maar zoveel mogelijk kliks te krijgen.

Wanneer mensen nauwelijks meer blootgesteld worden aan ongemakkelijke, uitdagende of prikkelende perspectieven, kunnen echokamers ontstaan waarin vooral bevestiging van vooringenomen ideeën plaatsheeft. Omwille van hun privacy delen mensen hun informatie weer vaker in gesloten groepen, in plaats van open voor het hele internet. Ook gepersonaliseerde nieuws-feeds kunnen leiden tot blikvernauwing en bevestiging van vooringenomen ideeën. De pluriformiteit van het Nederlandse mediamodel dempt het risico van filterbubbels en echokamers (Möller, 2019).

Social media

Sociale media kunnen een katalysator zijn voor de verspreiding van desinformatie. Sociale media en zoekmachines hebben voor een deel de rol van de traditionele media als nieuwsvoorziening overgenomen. Mensen zien, horen of lezen het nieuws vaker op hun mobiele telefoon, via een gepersonaliseerde timeline van berichten. Vooral jongeren delen nieuwsberichten via de smartphone (Beekmans, 2019). Ook maken nieuwsdiensten gebruik van sociale media om hun content te verspreiden.

Social mediaplatforms nemen maatregelen om mensen te verwijzen naar betrouwbare bronnen, maar het is de vraag hoeveel mensen daar ook gebruik van maken. Dankzij het internet en verschuivingen in nieuwsconsumptie is het onderscheid tussen betrouwbare en onbetrouwbare bronnen voor veel mensen niet meer zo helder. De WHO streed hier bijvoorbeeld tegen door zich te begeven op socialmediaplatform TikTok, om daar met name onder jongeren juiste informatie over het virus te verspreiden (WHO, 2020).

Hoewel de zorgen om nepnieuws en desinformatie wereldwijd toenemen (Reuters, 2019), lijkt de Nederlandse samenleving tot nu toe weerbaar tegen beïnvloeding door desinformatie. Nederlanders hebben veel vertrouwen in het nieuws van omroepen en krantenbedrijven, in vergelijking met mensen in andere landen In sociale media als nieuwsbron hebben ze veel minder vertrouwen (Lauf & Scholtens, 2019).

Onderzoek van het Rathenau Instituut toont aan dat de mediawijsheid van verschillende groepen burgers vaak tekort schiet (Van Keulen, et al., 2018). In het Nederlandse overheidsbeleid staat dat ze wil voorkomen dat de democratie en de rechtsorde in ons land door desinformatie worden ondermijnd. Het kabinet zet daarbij uitdrukkelijk in op verbetering van het vermogen van de burgers om desinformatie te herkennen (Rijksoverheid.nl 2019).

Remedies tegen desinformatie

Er zijn verschillende manieren om de verspreiding van desinformatie tegen te gaan, door technologieën zoals automatische identificatie en het blokkeren van nepsites, advertenties en klikpulp. Door te streven naar transparantie over de werking van algoritmes die bepalen wie welk nieuws te zien krijgt. Door strengere internationale regelgeving en het aan banden leggen van de vrijheid van grote platforms, en door te investeren in professionele journalistiek. Het blijft echter een kat- en muisspel tussen fact checkers en makers van nepnieuws.

Minstens zo belangrijk als het controleren van feiten en het corrigeren van schadelijke inhoud, is het begrijpen van de werking van desinformatie. Wat maakt mensen, zeker in tijden van crisis, zo ontvankelijk voor desinformatie, welke mechanismen bevorderen de verspreiding ervan en hoe kunnen mensen weerbaar worden gemaakt tegen nepnieuws?

Het menselijk brein is gemakzuchtig en selectief. We zoeken naar informatie die onze vermoedens bevestigt en negeren informatie die onze ideeën tegenspreekt. Wanneer we onder druk komen te staan, zoals in crisis, filteren we nog meer dan normaal: we kiezen voor de kortste gedachtenroute (Beunders, 2020). In crisistijd zoeken we naar houvast en eenduidige antwoorden. En die zijn er niet.

Debunking - prebunking

Een fundamenteel onderscheid in de bestrijding van nepnieuws is het verschil tussen debunking en prebunking. Debunking is het ontmaskeren van nepnieuws door met de feiten te komen, met tegenargumenten en alternatieve bronnen. Prebunking is juist gericht op het vóóraf weerbaar maken van mensen door ze alvast opzettelijk te confronteren met nepnieuws. Vergelijk het met de maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van een virus door het toedienen van een vaccin, versus het zo snel mogelijk opsporen en ontmaskeren van ‘patiënt zero’. Als mensen met opzet en in een educatieve setting blootgesteld worden aan nepnieuws, zullen ze uiteindelijk gaan begrijpen hoe bepaalde mechanismen werken. Ze krijgen de argumenten in handen om misleidende informatie te herkennen, ook als die desinformatie aansluit bij hun vooropgezette ideeën. Het brein wordt getraind om minder snel de makkelijkste, vooringenomen weg te nemen.

Bibliotheken en het onderwijs kunnen met hun programma’s bijdragen aan het vergroten van de mediawijsheid van burgers door mensen te gidsen door de wirwar van informatie en te verwijzen naar betrouwbare bronnen, zoals bijvoorbeeld de bibliotheek Eindhoven doet met hun pagina over coronanieuws. Ook door het bieden van instrumenten voor fact checking, zoals de Covid-19 editie van de IFLA-infographic How to spot fake news, of bijvoorbeeld een podcast over het herkennen van nepnieuws (bibliotheek Zuid-Kennemerland). Maar vooral door het vergroten van de weerbaarheid tegen nepnieuws door mensen te trainen in het herkennen van misleidende informatie.

Maar de strijd tegen nepnieuws is niet het enige dat aandacht behoeft. Beter is het om de eenzijdige focus op desinformatie los te laten en breder in te zetten op een gezond democratisch debat. Een democratische samenleving heeft baat bij goed geïnformeerde burgers die mogen meepraten en meebepalen in een debat over de toekomst van het land, over de beste uitweg uit deze crisis, en de inrichting van de samenleving. Bibliotheken kunnen met hun kernfunctie van ontmoeting én debat bijdragen aan het faciliteren van debat en het voeden van de maatschappelijke dialoog.

Voor dit artikel is gebruikgemaakt van het dossier Trends van de KB en van bronnen uit een literatuurstudie in het kader van een KIEM-onderzoek onder leiding van dr. Jos van Helvoort van de Haagse Hogeschool, Lectoraat Duurzame Talentontwikkeling. De KB is partner in het KIEM-onderzoek.

Bronnen