Informatie voor het bibliotheeknetwerk

‘Digitale geletterdheid creëer je samen’

Interview
Laatst bijgewerkt: 26 januari 2022
Digitale geletterdheid is essentieel om te kunnen meedoen in de hedendaagse samenleving. In een meerjarig onderzoeksprogramma doet de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek naar de factoren die de ontwikkeling van digitale geletterdheid stimuleren of juist verhinderen. Denise Mensonides is een van de twee onderzoekers; haar onderzoek is gericht op kinderen tussen acht en twaalf jaar.
Inhoudsblok
Denise Mensonides

In september 2020 startte Denise Mensonides met haar promotieonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen, waarbij ook de KB, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Kinderopvang SKSG als partners betrokken zijn. Samen zoeken deze organisaties naar antwoorden op vragen die binnen de digitale samenleving steeds meer gaan spelen: hoe kunnen we ons voorbereiden op een maatschappij die steeds digitaler wordt? Hoe zorgen we ervoor dat iedereen daarbij betrokken kan blijven en gewapend is tegen de gevaren, maar ook kan profiteren van de voordelen van die digitale ontwikkelingen?

‘De zorg dat sommige groepen niet langer kunnen meekomen in onze steeds digitaler wordende maatschappij, groeit,’ aldus Mensonides. ‘In dit onderzoek richten we ons op twee leeftijdsgroepen waarvoor het van extra groot belang is dat ze vaardigheden ontwikkelen om geïnformeerd te kunnen participeren in de digitale maatschappij: laaggeletterde volwassenen en kinderen tussen de acht en twaalf jaar.’

Die laatste groep wordt in onderzoek vaak vergeten, ziet Mensonides. ‘Men richt zich vaker op heel jonge kinderen, die nog relatief weinig met digitale middelen in aanraking komen, of juist op tieners, die al druk met apparaten in de weer zijn. En dat terwijl kinderen tussen acht en twaalf mediagewoonten ontwikkelen die zij de rest van hun leven bij zich dragen. Het is voor veel partijen van belang dat dat aanleerproces voorspoedig verloopt. Daarom zijn bij dit onderzoeksproject ook overheidsorganisaties en onderzoeksinstellingen, maar ook organisaties voor kinder- en buitenschoolse opvang betrokken.’

Sociaaleconomische achtergrond

In haar onderzoek richt Mensonides zich onder andere op de vraag hoe de sociaaleconomische achtergrond van een kind diens niveau van digitale geletterdheid beïnvloedt. Om die vraag te kunnen beantwoorden, brengt ze op dit moment één dag per week op de buitenschoolse opvang door. ‘Ik bezoek vier locaties in Groningen, in wijken met een verschillend welzijnsniveau. Het mediagebruik is overal anders – omdat de kinderen verschillen, maar ook omdat de locaties ander beleid hanteren. Waar op de ene plek apparaten een belangrijke rol spelen, wordt op andere plekken juist meer buiten gespeeld. Op sommige locaties mogen kinderen hun eigen spelcomputer meenemen of is die al aanwezig, op andere locaties blijft die juist thuis.’

Verder verschilt de mate van sociale interactie. ‘Ze spelen in hun eentje een game of juist samen, of kijken mee terwijl een ander speelt. Ook filmpjes kijken ze alleen of juist in een groep. Daarnaast heb ik ook met kinderen gesproken die juist geen behoefte hadden aan al die media.’

Mensonides gaat te werk volgens de grounded theory: ze begint met een open houding en spitst haar onderzoek steeds verder toe, afhankelijk van de input die ze tijdens de eerste fasen ophaalt. ‘Deze eerste stap, waarbij ik de kinderen observeer en soms bevraag, vormt de basis voor de thema’s die ik de komende jaren zal onderzoeken. Ik verwacht bijvoorbeeld te gaan kijken naar mediagebruik in verschillende contexten en binnen verschillende sociale processen.’

Verschillende contexten

Veel onderzoek is gericht op één specifieke context, zoals school, de kinderopvang of thuis, terwijl dat geen compleet beeld geeft van het mediagebruik van kinderen. ‘Op al deze plekken gebruiken kinderen media voor andere doeleinden. De context van de buitenschoolse opvang is extra interessant: dit is, net als de bibliotheek, een third space, een overgangsruimte tussen de school en het gezin. Dat zorgt bijvoorbeeld voor interessante machtsstructuren: er vindt geen formele kennisoverdracht plaats zoals op school, maar de sfeer is ook niet compleet informeel, zoals thuis. Het kan interessant zijn te onderzoeken hoe kinderen digitale media gebruiken op zulke plekken die gevormd worden door andere normen en structuren.’

In Mensonides’ onderzoek staan de ervaringen van het kind centraal. ‘We zoeken niet naar goed of fout gedrag. Zo wordt het mediagedrag van kinderen wel vaak benaderd: we willen dat ze de vaardigheden ontwikkelen die we binnen onze volwassen kaders juist vinden. Je kunt er ook anders naar kijken: hoe gebruiken kinderen digitale media om hun eigen identiteit vorm te geven? Welke sociale contacten bouwen ze erdoor op? Hoe worden ze digitaal burger? En welke digitale vaardigheden ontwikkelen ze door deze processen vorm te geven? Door die vragen te beantwoorden, kunnen we inspringen op de behoefte van kinderen en passende interventies ontwikkelen.’

Oog voor mogelijkheden

Het is volgens Mensonides niet vreemd dat niet iedere ouder met die blik naar media kan kijken. ‘Bij de introductie van een nieuw medium is men in het begin vooral bang voor het onzekere. Denk aan de opkomst van de tv: was die niet enorm schadelijk voor het kinderbrein? Ik hoop dat we kritisch blijven, maar ook de mogelijkheden blijven zien.’

Mensonides trekt samen op met Alex Smit, die het onderzoek naar laaggeletterde volwassenen voor zijn rekening neemt. ‘Samen hebben we bijvoorbeeld een literatuurstudie (nog te verschijnen, red.) gedaan naar de ontwikkeling van de termen media-, digitale en informatiegeletterdheid. Hoe hebben deze begrippen zich de afgelopen tientallen jaren ontwikkeld? Welke plaats hebben deze geletterdheden gekregen in de maatschappij? Verder lezen en bespreken we gezamenlijk literatuurstudies en sparren we om nieuwe ideeën op te doen.’

Met haar onderzoek hoopt Mensonides te laten zien dat kinderen digitale vaardigheden niet in hun eentje ontwikkelen, maar onderdeel uitmaken van een sociale context. ‘Digitale geletterdheid creëer je samen, bijvoorbeeld door kennis uit te wisselen over games of enge ervaringen over internet met elkaar te delen. Samen zorgen al die ervaringen voor een referentiekader. Door die processen in kaart te brengen, hoop ik niet alleen bij te dragen aan academische discussies, maar ook aan het praktische discours, zodat ook ouders en docenten hiermee aan de slag kunnen.’

Belang voor bibliotheken

Mensonides hoopt in september 2024 haar proefschrift af te hebben. ‘Ik hoop dat ik met mijn onderzoek kan bijdragen aan de discussie rondom digitale geletterdheid bij kinderen – theoretisch, maar zeker ook praktisch. Dat in dit onderzoek ook de stem van kinderen zelf wordt gehoord, kan levert hopelijk nieuwe inzichten op. Die kunnen belangrijk zijn voor ouders, bijvoorbeeld, maar ook voor beleidsmakers: hoe kunnen we op een goede manier aandacht besteden aan digitale geletterdheid op scholen en in bibliotheken?’

Hoewel die laatste partij niet expliciet in haar onderzoek terugkomt, verwacht ze wel dat de resultaten voor bibliotheken nuttig kunnen zijn. ‘Ik kijk naar het gebruik van media in alledaagse activiteiten en contexten, en de bibliotheek is er daar zeker een van. Daar kunnen zij hun interventies vervolgens aanpassen, rekening houdend met de achtergrond van hun lokale doelgroep. Zo kunnen ze nog meer voor de digitale ontwikkeling van kinderen betekenen.’