Informatie voor het bibliotheeknetwerk

De bibliotheek voor jongeren

Onderzoeksartikel
Laatst bijgewerkt: 13 maart 2024
Ook als kinderen de basisschool verlaten, blijft lezen belangrijk voor de woordenschat en taal- en leesvaardigheid. Ondanks de toenemende aandacht voor leesbevordering lopen de leesvaardigheid en leesmotivatie van Nederlandse jongeren sterk terug. Hoe ouder ze worden, hoe minder leesplezier ze beleven en hoe minder ze naar de bibliotheek gaan. Samenwerking volgens landelijke programma’s zoals de Bibliotheek op school kan helpen de strijd aan te gaan met deze terugloop.
Afbeelding
Jongeren in de bibliotheek
Inhoudsblok

Vrijetijdslezen ook na basisschool van groot belang

Kinderen die veel lezen in de vrije tijd hebben daar profijt van: ze hebben een betere woordenschat, Cito-score en leesmotivatie (Bus et al., 1994; Kortlever & Lemmens, 2012; Mol, 2022). Ook na de basisschool blijft vrijetijdslezen belangrijk: de relatie tussen vrijetijdslezen en alle taal- en leesvaardigheden blijft aanwezig tot in de volwassenheid. Voor de woordenschat is de relatie met vrijetijdslezen zelfs sterker voor adolescenten dan voor basisschoolleerlingen. Vrijetijdslezen blijkt een steeds grotere rol te spelen in het aantal woorden dat een scholier kent. Ook voor het technisch leesniveau wordt het verband met vrijetijdslezen sterker naarmate de leerlingen ouder worden (Mol, 2022).

Leesvaardigheidsniveau daalt

Hoewel er de afgelopen jaar meer aandacht is voor leesbevordering, is de leesvaardigheid van Nederlandse jongeren sterk gedaald. Uit het internationale PISA-onderzoek bleek dat in 2003 13% van de Nederlandse jongeren onvoldoende geletterd was. Deze leerlingen kunnen door hun lage taalvaardigheid minder goed functioneren op school en in de maatschappij en lopen een risico op laaggeletterdheid. Vanaf 2012 begon het percentage leerlingen dat het vereiste niveau niet haalt te stijgen, naar 18% in 2015, 24% in 2018 en 33% in 2022 (Gubbels et al, 2019; Meelissen et al., 2023). Vervolgonderzoek laat zien dat dit dalende niveau gepaard gaat met minder leesplezier en een verminderde hoeveelheid tijd die aan lezen wordt besteed. Een gecombineerde en preventieve aanpak wordt aangeraden om het tij te keren (Dood et al., 2020).

Hoewel deze ontwikkeling zich ook in veel andere (Europese) landen voltrekt, is de leesvaardigheid in Nederland relatief sterker gedaald. Van de veertien onderzochte Europese landen had Nederland daardoor in 2022 de op een na laagste leesvaardigheidsscore, terwijl er in 2006 nog maar twee landen waren die beter scoorden dan Nederland. Er zijn door het Centraal Planbureau echter eerder ook kanttekeningen geplaatst bij internationale vergelijkingen zoals in het PISA-onderzoek. Wanneer andere landen hun score verbeteren of meer landen deelnemen zakt Nederland weliswaar, maar betekent dat niet automatisch dat leerlingen achteruit zijn gegaan. Ook zijn er diverse factoren die een goede vergelijking van de scores over de tijd en tussen landen lastig maken (Verstraten et al., 2022).

Bron: Gubbels et al., 2019; Meelissen et al., 2023.
Wat is onvoldoende geletterd?

Het PISA-onderzoek onderscheidt zes leesvaardigheidsniveaus, waarbij niveau 1 het laagste niveau is en niveau 6 het hoogste niveau. Om goed te kunnen functioneren op school en in de maatschappij, moeten leerlingen volgens het PISA-raamwerk minimaal niveau 2 beheersen. Wie dit niveau niet haalt, kan de volgende zaken niet:

  • Eén of meer stukken informatie vinden;
  • De hoofdgedachte van een tekst bepalen en relaties begrijpen;
  • Betekenis geven aan een deel van een tekst door simpele conclusies te trekken;
  • Vergelijkingen maken met of relaties leggen tussen een tekst en alledaagse kennis.

Onvoldoende geletterd is niet hetzelfde als laaggeletterd of analfabeet. Leerlingen die onder het leesvaardigheidsniveau 2 presteren, lopen wel een risico op laaggeletterdheid (Gubbels et al., 2019).

Basisvaardigheden jongeren lopen terug

De prestaties van leerlingen en studenten lopen op verschillende gebieden steeds verder terug. Het gaat om de domeinen taal, rekenen en burgerschap. Daarin heeft de coronacrisis een belangrijke rol gespeeld: ook het onderwijs op het gebied van deze basisvaardigheden kwam onder druk te staan. de pandemie zorgde ervoor dat deze neergang niet kon worden gestopt. In onder meer Zweden en Ierland heeft men zulke problematische resultaten eerder kunnen ombuigen. Daarvoor is een sterke focus op basisvaardigheden nodig, inclusief een vergroting van de kennis en kunde van leraren. Dat vraagt om een samenwerking van het hele veld: van beleid en wetenschap tot bestuur en school. Op die manier moet het volgens de Inspectie van het Onderwijs mogelijk zijn ook in Nederland binnen twee jaar het tij te keren (Oppers & Zevenbergen, 2022). Een jaar later constateerde de Inspectie lichtpunten in de ontwikkeling van basisvaardigheden, maar benadrukte ze dat een stabiel langetermijnbeleid en betere sturing door besturen nodig zijn om de neergaande trend écht te keren (Oppers & Van den Berg, 2023).

Scholieren lezen vooral uit intrinsieke motivatie

Wat leesmotivatie betreft scoren Nederlandse leerlingen beduidend lager dan het internationale gemiddelde (OECD, 2010; Kordes et al., 2012). Nederlands onderzoek toont aan dat de leesmotivatie afneemt naarmate kinderen ouder worden. Toch is 90% van de middelbare scholieren en mbo-studenten van mening dat lezen belangrijk is, met name om de Nederlandse taal te leren (Sikkema, 2021). Ook basisschoolleerlingen lezen voornamelijk vanuit een intrinsieke leesmotivatie, bijvoorbeeld uit nieuwsgierigheid of om op te gaan in een verhaal (DUO Onderwijsonderzoek, 2017a). Hoewel de meeste jongeren lezen dus belangrijk vinden, vindt in de praktijk toch 44% van de jongeren het niet leuk om boeken te lezen; 15% heeft er zelfs een hekel aan (Sikkema, 2021). Uit ander onderzoek blijkt daarnaast dat 40% van de 12- tot 19-jarigen lezen saai vindt, en ruim 50% alleen leest omdat het van school moet (Nagelhout et al., 2023).

Bron: Sikkema, 2021.

Andere activiteiten belangrijkste reden om niet te lezen

Ongeveer 3 op de 4 jongeren tussen de 12 en 19 jaar lezen wel eens een boek. Circa 45 procent doet dit minstens eenmaal per week, en ongeveer 1 op de 10 jongeren leest dagelijks een boek. Ongeveer de helft van de jongeren geeft aan graag te lezen, erbij weg te kunnen dromen, er veel van te leren en zich te kunnen inleven. Vaak genoemde redenen om niet te lezen zijn echter dat jongeren liever andere activiteiten ondernemen, weinig tijd hebben, of snel zijn afgeleid en weinig concentratie hebben (Nagelhout et al., 2023). 

Ook uit ander onderzoek blijkt de grote aantrekkingskracht van bijvoorbeeld games, films, series en sociale media op jongeren. Ze geven aan dat het hen minder energie kost op deze manier een verhaal tot zich te nemen. Zelfs jongeren met een hoge leesmotivatie (37%) vinden het bovendien lastig het juiste boek te vinden. Als zij toch het juiste boek hebben gevonden, genieten deze gemotiveerde lezers vooral van een pakkend verhaal en de rust en ontspanning die lezen geeft in de drukke wereld van alledag. Ook geven zij aan dat speciale momenten zijn waarop het extra fijn is om te lezen, bijvoorbeeld tijdens de grote vakantie (Sikkema, 2021). 

De leesvoorkeuren van jongeren en jongvolwassenen

Hoe ziet de leeswereld van jongeren en jongvolwassenen eruit? Dat onderzocht GfK in opdracht van Stichting Marktonderzoek Boekenvak onder circa duizend jongeren tussen de 12 en 25 jaar oud. Het onderzoek biedt veel inzichten in hoe en wat jongeren en jongvolwassenen lezen, zoals:

  • Hoe ouder de leeftijdsgroep, hoe meer verschillende genres er gemiddeld gelezen worden. ‘Spanning en avontuur’, ‘Young adult’ en ‘Fantasy’ zijn de populairste genres. 
  • 42% van de jongeren krijgt wel eens boekinspiratie via social media. Het verschilt echter sterk per leeftijdsgroep welk social media-kanaal hier (vooral) voor gebruikt wordt.
  • Ruim een derde van de 16-plussers leest het liefst in het Engels. Ze doen dit bijvoorbeeld omdat ze liever boeken in de originele taal lezen, omdat ze hun Engelse taal- en leesvaardigheid willen oefenen of omdat ze de Nederlandse vertaling niet lekker vinden lezen (Nagelhout et al., 2023).

Van vrijwillig naar verplicht lezen

De zogeheten ‘fourth grade slump’, ook wel de 'groep 6-crisis' genoemd, kan verklaren waarom het leesplezier afneemt naarmate kinderen ouder worden. Op de basisschool verschuift de focus steeds meer van leren om te lezen naar lezen om te leren. De teksten worden complexer en abstracter, waardoor de kans op negatieve leeservaringen toeneemt (Chall & Jacobs, 2003). De overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs brengt ook de verschuiving van het vrijwillige naar het verplichte lezen met zich mee. De jongeren moeten steeds vaker een boek lezen voor school, een presentatie geven over een boek of een boekverslag schrijven en mogen minder vaak een zelf uitgezocht boek lezen op school (Huysmans, 2013). Met name minder vaardige lezers krijgen in deze periode minder plezier in lezen (Nielen & Bus, 2016). De grootste belemmering die vmbo-docenten ervaren om het lezen te bevorderen, is dat hun leerlingen lezen ‘suf’ vinden (DUO Onderwijsonderzoek, 2017b). Zie ook de Leesmonitor voor meer informatie over leesplezier.

De zeven pijlers van onderwijs in begrijpend lezen

Zorgen dat kinderen met begrip kunnen lezen is misschien wel een de belangrijkste opdrachten van het onderwijs. Zonder deze vaardigheid zijn kinderen niet in staat te leren van teksten. Daardoor kunnen zij niet alleen onvoldoende meedoen op school, maar kunnen ze ook niet voluit deelnemen aan de huidige informatiesamenleving. Maar wat is leesbegrip eigenlijk? Hoe komt het tot stand? En hoe kunnen leraren het leesbegrip van hun leerlingen bevorderen? Op die vragen geeft de publicatie De zeven pijlers van onderwijs in begrijpend lezen van Stichting Lezen antwoord. Belangrijk is bijvoorbeeld om leerlingen kennis van woorden en de opbouw van teksten bij te brengen en lees- en schrijfonderwijs met elkaar te combineren. Ook is het belangrijk te discussiëren over teksten en te zorgen voor een motiverende leesomgeving (Houtveen & Van Steensel, 2022).

Leesmonitor

De Leesmonitor vertaalt beschikbare (onderzoeks)kennis over lezen, leesbevordering en literatuureducatie naar een breder publiek. Aan de hand van zeven thema’s komen de belangrijkste aandachtsgebieden binnen leesbevordering en literatuureducatie aan bod: cultuur, gedrag, motivatie, vaardigheid, leesbevordering, literatuureducatie en digitalisering. De Leesmonitor is een initiatief van Stichting Lezen, het kennis- en expertisecentrum voor leesbevordering en literatuureducatie. Op de Leesmonitor bundelt Stichting Lezen relevante onderzoekskennis om een representatief beeld te schetsen voor Nederlandse kinderen en volwassenen. Deze kennis is afkomstig uit publicaties van Stichting Lezen, maar ook van onderzoeksinstituten, marktonderzoeksbureaus, universiteiten, wetenschappelijke tijdschriften en andere instanties uit het veld die onderzoek initiëren, zoals de KB.

Leesbevordering als kernfunctie

Alle bibliotheken telden in het schooljaar 2022-2023 ruim 1 miljoen leden van 12 tot en met 18 jaar. Nederland telde in dit schooljaar circa 1,4 miljoen kinderen in deze leeftijd (CBS, 2024). Gemiddeld is driekwart van de jongeren van 12 tot en met 18 jaar in het werkgebied lid van de bibliotheek (1,0 miljoen, 75%). Hiervan is 34% actief lid: zij hebben in het schooljaar 2022-2023 minimaal één keer een fysiek boek of ander fysiek materiaal bij de bibliotheek geleend (Klaren & Schrijen, 2024).

Om kinderen en jongeren onder de 18 jaar te stimuleren gebruik te maken van de bibliotheek, konden zij in de meeste bibliotheken al gratis lid worden. Vanaf 1 juli 2022 is wettelijk vastgelegd dat dit voor alle bibliotheken geldt (Rijksoverheid, 2022). Dit sluit tevens aan bij het feit dat ‘het bevorderen van lezen en het laten kennismaken met literatuur’ expliciet is opgenomen als kernfunctie van de bibliotheek in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob, artikel 5). 

Oproep tot leesbevordering: Leesoffensief en Bibliotheekconvenant

Leesvordering staat hoog op de agenda. Zo deden de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad in 2019 een oproep tot een heus leesoffensief. Bibliotheken moeten volgens dit document een leescultuur tot stand weten te brengen die wordt gedragen door leesbevorderaars en -specialisten (Raad voor Cultuur & Onderwijsraad, 2019). Hiertoe werden subsidies om deze zaken te bekostigen verhoogd (Raad voor Cultuur, 2020). Daarnaast neemt leesbevordering een belangrijke plaats in in het Bibliotheekconvenant 2020-2023, dat op 1 oktober 2020 werd ondertekend. Daarin werd leesbevordering genoemd als een van de drie maatschappelijke opgaven om in gezamenlijkheid aan te werken. Zo kwam er extra aandacht voor jongens, vmbo'ers en jongeren met een meertalige achtergrond, omdat zij vaak de meeste moeite hebben met lezen. Bibliotheken die hun collecties, expertise en activiteiten voor deze doelgroepen wilden uitbreiden, kunnen hiervoor een financiële bijdrage ontvangen via de subsidieregeling Leesoffensief (VOB et al., 2020).

Hoe ouder, hoe minder naar de bibliotheek

Van de jongeren tussen de 12- en 25-jaar bezoekt 13% de openbare bibliotheek minstens eens per maand. Het percentage jongeren dat maandelijks de schoolbibliotheek of -mediatheek bezoekt is echter groter: dit geldt voor 20% van de jongeren. Zowel voor de openbare bibliotheek als de schoolbibliotheek geldt dat de bezoekfrequentie afneemt naarmate jongeren ouder worden. Jongeren die de bibliotheek nooit bezoeken, lezen geen boeken, halen of lenen hun boeken ergens anders en/of vinden het saai in de bibliotheek (Nagelhout et al., 2023). Jongeren associëren de bibliotheek vooral met boeken en informatie, maar ook met rust en stilte (Probiblio, 2017; TwinQ, 2018).

Diverse dienstverlening aan jeugd

De dienstverlening van de bibliotheken aan jongeren van 12 tot en met 18 jaar is divers. Landelijk is het doel gesteld de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de jeugd te versterken door hun vaardigheden op het gebied van taal, lezen en media te ontwikkelen. Daar dragen bibliotheken op verschillende manieren aan bij, zoals met de fysieke jeugd- en young adult-collectie, e-books voor jeugd en informatie voor werkstukken en presentaties. Daarnaast organiseert de bibliotheek activiteiten, kunnen jongeren terecht op Jeugdbibliotheek.nl en wordt er samengewerkt met scholen, bijvoorbeeld via landelijke programma's als de Bibliotheek op school.

Samenwerking met onderwijs primair gericht op vmbo

Jaarlijks brengt de KB de samenwerking met het voortgezet onderwijs in kaart in het onderzoek Samenwerking met het voortgezet onderwijs. Zo ook in het schooljaar van 2022 – 2023. Van alle openbare bibliotheken in Nederland met een schoolvestiging voor het voortgezet onderwijs in het werkgebied werken 122 bibliotheken (92%) samen met het voortgezet onderwijs. In totaal wordt met 919 schoollocaties samengewerkt: 50% van alle schoollocaties in het werkgebied van de bibliotheken. De samenwerking is vooral gericht op het onderwijs op vmbo-niveau, maar ook met praktijkonderwijs, havo- en vwo-niveau wordt samengewerkt. De bibliotheken die deelnamen aan het onderzoek verzorgen activiteiten en programma’s op het gebied van leesbevordering, informatievaardigheden en digitale geletterdheid (Klaren & Schrijen, 2024).

Personele bezetting grootste knelpunt bij samenwerking

Bij veel bibliotheken is meer tijd nodig om de samenwerking met het voortgezet onderwijs te versterken. Bijna zes op de tien bibliotheken ervaart de personele bezetting als één van de grootste knelpunten bij de samenwerking met het voortgezet onderwijs (57%).

Ook onvoldoende structurele waarborging van de samenwerking (bv. door wisseling van docenten) (43%), onvoldoende beleidsprioriteit bij het onderwijs (30%) en onvoldoende financiering (30%) zijn vaak benoemde knelpunten. Bij de helft van de bibliotheken (50%) die onvoldoende financiering ervoeren resulteerde dit erin dat ze met minder scholen konden samenwerken dan gewenst, en bij 28% dat ze niet alle onderdelen in de samenwerking evenveel aandacht konden geven (Klaren & Schrijen, 2024).

De Bibliotheek op school bereikt 133 duizend leerlingen

Naast de reguliere samenwerking werken veel bibliotheken ook samen met het voortgezet onderwijs volgens landelijke programmalijnen. De meest voorkomende is de Bibliotheek op school. Met deze aanpak, ontwikkeld en ingezet door Stichting Lezen en de KB, als onderdeel van Kunst van Lezen, zorgen bibliotheek en school samen voor een verbetering van de leesmotivatie en taal- en informatievaardigheden (Klaren & van de Burgt, 2023). Kunst van Lezen startte in 2013 met de ontwikkeling van de aanpak de Bibliotheek op school voor het voortgezet onderwijs. De focus lag daarbij van meet af aan op het vmbo.

In totaal werd in het schooljaar 2022-2023 met 292 schoollocaties samengewerkt volgens de aanpak de Bibliotheek op school. Daarmee zijn circa 133 duizend leerlingen bereikt. In veel gevallen ging het om vmbo-onderwijs (Klaren & Van de Burgt, 2023). Naast de samenwerking met vmbo-scholen zijn in 2017 de eerste pilots op havo/vwo-scholen gestart. Medio 2018 zijn enkele nieuwe pilots begonnen, allemaal geconcentreerd rondom Lezen voor de Lijst. In het najaar van 2018 werd het leerlingendeel van Lezen voor de Lijst geïntegreerd in Jeugdbibliotheek.nl (Langendonk & Van Dalen, 2019).

Naast de bestaande samenwerkingen, voerde in het schooljaar 2022-2023 58% van de bibliotheken met minimaal één schoollocatie voor het voortgezet onderwijs verkennende gesprekken om een nieuwe samenwerking op te starten volgens de aanpak de Bibliotheek op school of een vergelijkbare aanpak. In totaal ging het om 76 bibliotheken die met 273 schoollocaties een soortgelijke samenwerking verkenden (Klaren & Schrijen, 2024). Deze stijging is in lijn met de aanvragen voor subsidie in het kader van de Impulsregeling vanuit het Masterplan basisvaardigheden. Vele bibliotheken ontvingen in schooljaar 2022-2023 subsidie om met nog meer scholen een samenwerking te verkennen en af te sluiten conform de aanpak de Bibliotheek op school. Eind 2023 werd daarnaast bekend dat er vanuit het Masterplan Basisvaardigheden 74 miljoen euro beschikbaar komt om nieuwe samenwerkingen in het kader van BoekStart en de Bibliotheek op school op te starten of om bestaande samenwerkingen uit te bouwen (KB, 2023).

Lezen voor de Lijst

Lezen voor de Lijst is een didactische aanpak voor het fictie- en literatuuronderwijs in het voortgezet onderwijs. De kerngedachte is dat literatuur lezen, begrijpen en interpreteren aangeleerd kan worden. Literaire competentie, het vermogen om literatuur te lezen, is niet aangeboren, maar moet stapsgewijs ontwikkeld worden. Met Lezen voor de Lijst ontwikkelen de literaire competenties van leerlingen door hen boeken te laten lezen die aansluiten bij hun leesniveau en hen te stimuleren telkens een niveau hoger te gaan lezen. Via de Luisterbieb zijn ook luisterboeken beschikbaar onder de noemer Luisteren voor de Lijst.

Effecten de Bibliotheek op school positief

Uit onderzoek naar de effecten van de aanpak Bibliotheek op school blijkt dat het landelijke leesbevorderingsprogramma effectief is in de strijd tegen laaggeletterdheid. Kinderen op basisscholen die de aanpak volgen, lezen meer en hebben een betere leesvaardigheid dan kinderen op scholen waar geen speciale aandacht is voor de boekencollectie. Zo scoren de leerlingen op scholen die deelnemen aan de Bibliotheek op school significant hoger op begrijpend lezen dan leerlingen op andere scholen (Nielen & Bus, 2016). Middelbare scholieren profiteren voor hun leesvaardigheid sterker van leesbevorderingsprogramma’s dan basisscholieren. Zwakke lezers gaan op hun leesmotivatie weer sterker vooruit dan gemiddelde lezers. Vmbo-leerlingen met een mediatheek op school beleven bovendien meer leesplezier en lezen vaker dan leerlingen op scholen zonder mediatheek. Op scholen waar de bibliotheek leesbevorderingsactiviteiten uitvoert, lezen leerlingen vaker thuis een boek en gaan zij vaker naar de openbare bibliotheek dan op andere scholen (Heesterbeek & Hartkamp, 2020). Dat is goed nieuws, omdat er in het praktijkonderwijs en het vmbo veel laaggeletterden zijn. Zij kunnen in het bijzonder profiteren van dergelijke interventies (Van Steensel et al., 2016).

Effecten zichtbaar met Monitor de Bibliotheek op school

Ook het mbo kent een Monitor voor de Bibliotheek op school. Deze is onderverdeeld in vragen voor studenten, docenten en de bibliotheek. In de Monitor wordt ook ingegaan op de mate waarin de Bibliotheek op school wordt ingezet en de effecten die dit heeft op het leesgedrag van de leerlingen. De meest voorkomende leesbevorderingsactiviteiten door docenten in het mbo zijn het gebruiken van aan het vak of thema gerelateerde boeken in de les (48%), het geven van boekentips aan studenten (42%) en het inzetten van specifieke werkvormen gericht op leesmotivatie (35%). Circa de helft van de aan het onderzoek deelnemende onderwijsinstellingen heeft een taalbeleidsplan (47%); ruim een derde (37%) geeft aan te werken met een leesplan. Op 53% van de scholen is een taalcoördinator aangesteld (Wierdsma, 2023).

Effectiviteit verschilt per doelgroep

Toch moeten bij de effectiviteit van de Bibliotheek op school ook kanttekeningen worden geplaatst. Zo lezen leerlingen in hogere leerjaren minder, minder graag, halen ze minder boeken bij de bibliotheek op school en zijn ze minder positief over de schoolbibliotheek. Ook vinden meisjes vinden lezen veel leuker dan jongens en lezen ze ook meer (Kleijnen, 2016; Heesterbeek & Hartkamp, 2020). Uit onderzoek blijkt bovendien dat de methode van de Bibliotheek op school voor het basisonderwijs niet zonder aanpassingen kan worden toegepast op het vmbo. Vmbo-scholen die deelnemen aan de Bibliotheek op school hebben weliswaar meer aandacht voor lezen, maar de leesmotivatie en leesfrequentie gaan alleen omhoog als de leerlingen al gewillige lezers zijn. Op het vmbo is waarschijnlijk intensievere ondersteuning nodig om het programma te doen slagen (Van der Sande et al., 2019).

Bronnen