Informatie voor het bibliotheeknetwerk

Samenwerking met het voortgezet onderwijs 2021-2022

  1. Beleidskader

Beleidskader bij dit onderzoek

Zorgen om leesvaardigheid en leesplezier

De afgelopen jaren laten verschillende onderzoeken een dalende leesmotivatie en leesplezier zien wat grote gevolgen heeft voor het leesvaardigheidsniveau van jongeren. Zo blijkt uit het internationale PISA-onderzoek dat bijna een kwart van de Nederlandse 15-jarige leerlingen niet leest op het niveau dat nodig is om goed te kunnen functioneren op school of in de maatschappij. Tussen 2015 en 2018 treedt er voor het eerst een negatieve significante en ‘betekenisvolle’ daling op. Dit betekent dat Nederlandse vijftienjarigen minder vaardig zijn geworden in lezen. Voor Nederland is hierbij sprake van een ‘toenemend negatieve trend’, waarbij de leesvaardigheid steeds sneller daalt (Gubbels et al., 2019).

De tijd die wordt besteed aan lezen daalt gestaag (Huysmans, 2013). Vooral onder jongeren is de daling fors. Jongeren tussen de 13 en 19 jaar lezen nog maar 10 minuten per dag. In 2013 lag het gemiddelde nog op 23 minuten (Wennekers, De Haan, & Huysmans, 2016). Jongeren zien het belang van lezen in, maar zien het niet altijd als een vorm van ontspanning en geven vaak als reden het te druk hebben om te lezen en/of naar de bibliotheek te gaan (Brood et al., 2023).

Aanmoediging tot lezen

Om het tij te keren, adviseerden de Onderwijsraad en de Raad van Cultuur in 2019 een gecombineerde en preventieve aanpak. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap riep daartoe op tot een Leesoffensief. Het doel hiervan is dat zoveel mogelijk kinderen via de bibliotheek toegang krijgen tot boeken en dat programma’s en activiteiten op school en in de bibliotheek kinderen aanmoedigen om te lezen en om zelf aan de slag te gaan met taal (Van Engelshoven & Slob, 2019). Ook in de Vervolgaanpak Laaggeletterdheid 2020-2024 blijft leesbevordering bij kinderen een belangrijk onderdeel van het bestrijden en voorkomen van laaggeletterdheid. In deze aanpak heeft de Rijksoverheid extra geld uitgetrokken om ouders te bereiken die moeite hebben met taal (Van Engelshoven et al., 2019).

Extra impuls voor lees- en taalstimulering

Als onderdeel van het Leesoffensief is in de Netwerkagenda 2021-2023 vastgelegd dat bibliotheken een extra impuls geven aan lees- en taalstimulering. Met de aanvullende activiteiten die hieruit voortkomen – bovenop het bestaande aanbod rondom leesbevordering – richten bibliotheken zich op 3 specifieke doelgroepen die extra hulp nodig hebben: jongens, leerlingen op het vmbo en leerlingen met een meertalige achtergrond (KB et al, 2021). In 2021 hebben 119 bibliotheken subsidie ontvangen om hun collectie, expertise en activiteiten voor deze doelgroepen uit te breiden (KB, 2021).

Digitaal geletterde jeugd

Naast de geletterde samenleving wordt met de Netwerkagenda ook ingezet op participatie in de informatiesamenleving. De openbare bibliotheek is één van de partijen die samen met het onderwijs van jongs af aan investeert in digitale geletterdheid om te voorkomen dat opgroeiende kinderen als volwassenen niet mee kunnen doen aan en niet profiteren van digitalisering (KB et al, 2021). Solliciteren, studeren, winkelen, contacten onderhouden, gezondheidsinformatie opzoeken, bankieren, belastingaangifte doen: het kan – en móet in steeds grotere mate - allemaal digitaal. Het landelijke programma Digitale geletterdheid jeugd is ingericht om jongeren van 0 tot 18 jaar digitaal vaardiger en mediawijzer te maken. Door mee te doen met landelijke campagnes als Week van de Mediawijsheid en Safer Internet Day, en programma’s als Werken met de e-overheid (Digisterker) brengen bibliotheken digitale geletterdheid bij jeugd, ouders en professionals breder onder de aandacht. 

Beheersing van de basisvaardigheden is essentieel

De beheersing van de basisvaardigheden door leerlingen neemt af (Inspectie van het Onderwijs, 2022). In de Kamerbrief Masterplan basisvaardigheden wordt gesteld dat te veel leerlingen het onderwijs verlaten zonder goede beheersing van de basis­vaardig­heden – rekenen/wiskunde, taal, burgerschap en digitale geletterdheid. Het kabinet wil samen met het onderwijs­veld deze terug­gang keren en ervoor zorgen dat de basis­vaardig­heden van leerlingen verbeteren. In het regeerakkoord 2022 werd een ‘masterplan basisvaardigheden’ aangekondigd. In mei 2022 zijn de hoofdlijnen van dit masterplan gepresenteerd. Met dit plan investeert het kabinet structureel 1 miljard euro op jaarbasis om de basisvaardigheden van leerlingen in het onderwijs te versterken. Voor scholen die aan de slag willen met het verbeteren van de basisvaardigheden, komt op korte en langere termijn ondersteuning beschikbaar. Zo konden scholen tot oktober 2022 subsidie aanvragen voor het inzetten van effectieve interventies, die zijn gericht op het verbeteren van de resultaten op de basisvaardigheden (VO-raad, 2022). In maart 2023 is een nieuwe subsidieregeling voor de verbetering van basisvaardigheden opengesteld. Ambitie is om de financiële middelen te verdelen onder de scholen die dat het meest nodig hebben. De toekenning van de subsidie vindt daarom niet langer plaats op basis van een loting, maar op basis van de CBS-indicator voor onderwijsachterstanden (Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen, 2023; VO-raad, 2023).

Vrijetijdslezen ook na de basisschoolperiode van groot belang

Voor de leesontwikkeling van jongeren van 12 tot en met 18 jaar is naast lezen op school ook het lezen in de vrije tijd essentieel. Kinderen die veel lezen in hun vrije tijd hebben daar profijt van: ze hebben een beter tekstbegrip, betere woordenschat en leesmotivatie (o.a. Bus et al., 1994; Kortlever & Lemmens, 2012; Krashen, 2004; Mol & Bus, 2011). Ook na de basisschoolperiode blijft vrijetijdslezen belangrijk: de relatie tussen vrijetijdslezen en alle taal- en leesvaardigheden blijft aanwezig tot in de volwassenheid. Wat betreft de woordenschat is de relatie met vrijetijdslezen zelfs sterker voor adolescenten dan voor basisschoolleerlingen. Ook voor het technisch leesniveau wordt het verband met vrijetijdslezen sterker naarmate de leerlingen ouder worden (Mol & Bus, 2011).

Hoe ouder, hoe minder leesplezier

Ongeveer de helft van de jongeren leest wekelijks in de vrije tijd, bijvoorbeeld een boek, krant, tijdschrift of nieuwssite (Waterloo et al., 2019; Wennekers et al., 2018). Naarmate zij ouder worden, lezen zij minder. Van de 12- tot 13-jarigen leest 44% wekelijks een boek, tegenover 19% van de 16- tot 17-jarigen (Peters & Van Strien, 2018). Met de overgang van de basisschool naar de middelbare school neemt ook het leesplezier af (Huysmans, 2013; Van Tuijl & Gijsel, 2015; DUO Onderwijsonderzoek, 2017; Heesterbeek & Hartkamp, 2020). Waar 74% van de basisschoolleerlingen het leuk vindt om boeken te lezen (Heesterbeek & Hartkamp, 2022), geldt dit in het voortgezet onderwijs nog voor 39% van de leerlingen (Hartkamp, 2022).). 

Doorgaande leeslijn

De bibliotheek is vanaf de vroegste jeugd een essentiële partner bij het stimuleren van het lezen. De bibliotheken doen dit op grond van de algemene wettelijke bibliotheektaken, maar ook via speciale programma’s. Als onderdeel van het programma Kunst van Lezen hebben Stichting Lezen en de KB de programma’s BoekStart en de Bibliotheek op school praktisch verbonden aan De doorgaande leeslijn. Deze aanpak begint met BoekStart, in de vorm van het BoekStartkoffertje, BoekStart in de kinderopvang en de BoekStartcoach. Kinderen worden vervolgens met de Bibliotheek op school voorzien in vormen van leesbevordering voor primair, voortgezet en beroepsonderwijs (Van Montfoort & Wassing, 2020).

Leesbevorderingsnetwerken

Daarnaast zijn lokale en bovenlokale leesbevorderingsnetwerken van groot belang om partijen op het terrein van leesbevordering en taalonderwijs samen te brengen, met de lokale bibliotheek als spil en aanvoerder van het netwerk. Met de programmalijn rondom de gezinsaanpak zet Kunst van Lezen zich in voor leesbevorderingsactiviteiten voor taalarme gezinnen. Hierbij komt de verbinding tussen preventie en curatie van laaggeletterdheid de komende jaren centraler te staan en wordt de rol van gemeenten groter; zij gaan eind 2024 de regie voeren over de aanpak van laaggeletterdheid (Van Montfoort & Wassing, 2020).

De bibliotheek in coronatijd

In 2020 verspreidde het coronavirus zich door Nederland en veroorzaakte het virus meerdere lockdowns. Ook in 2021 had de bibliotheeksector te kampen met sluitingen en maatregelen. Op 15 december 2020 ging Nederland opnieuw in lockdown. Uiteindelijk zou het tot eind april 2021 duren voordat bibliotheken – voor het eerst in ruim vijf maanden – hun deuren weer mochten openen. Op 28 april 2021 mochten bibliotheken weer open voor cursussen. In de loop van het jaar mochten de deuren van de bibliotheek – en van de rest van de samenleving – steeds verder open. Eind september mochten bibliotheken hun deuren weer volledig openen, maar half november kwamen er weer nieuwe coronamaatregelen. Na 6 uur ’s avonds mochten ook in bibliotheken geen evenementen meer plaatsvinden. Eind november werden nog strengere maatregelen genomen: de bibliotheek moest na 8 uur ’s avonds helemaal dicht. Pas eind januari 2022 werden deze beperkte openingstijden weer losgelaten. 

Het dossier Bibliotheekstatistiek 2021 maakt inzichtelijk welk effect de coronamaatregelen in 2021 hebben gehad op de – reguliere – dienstverlening van bibliotheken. In vergelijking met 2020 zijn in 2021 meer activiteiten op het gebied van educatie en ontwikkeling georganiseerd. Ook werden in 2021 weer meer activiteiten in fysieke vorm aangeboden en minder in andere vormen, zoals telefonisch of online (Van de Burgt & Klaren, 2022). 

In het dossier De bibliotheek in coronatijd lees je meer over het aanpassingsvermogen van de bibliotheken en de coronaproof dienstverlening en vertellen bibliotheekdirecteuren over het reilen en zeilen van de bibliotheek in coronatijd. In deze rapportage gaan we onder meer specifiek in op de aangepaste dienstverlening voor het voortgezet onderwijs in coronatijd. 

Achtergrond onderzoek

Sinds 2017 voert de KB onderzoek uit naar de samenwerking tussen openbare bibliotheken en het voortgezet onderwijs. Destijds is met deze enquête voor het eerst de stand van zaken geïnventariseerd, in aanvulling op het onderzoek naar de dienstverlening voor het primair onderwijs, dat sinds 2015 wordt uitgevoerd. In lijn met de ontwikkeling van de programma’s is de vragenlijst over de samenwerking met het voortgezet onderwijs in de daarop volgende jaren geoptimaliseerd voor de verdere monitoring. 

In deze rapportage worden de belangrijkste bevindingen over de dienstverlening van bibliotheken in het schooljaar 2021-2022 gepresenteerd. Deze resultaten hebben tenzij anders vermeld betrekking op 133 van de 137 benaderde (basis)bibliotheken. Hoewel de bibliotheken onderling sterk van omvang en karakter verschillen, kunnen op hoofdniveau uitspraken voor de totale populatie worden gedaan.

De resultaten van de meting over het schooljaar 2021-2022 worden in deze rapportage grafisch weergegeven. Interessante verschillen en overeenkomsten met voorgaande (school)jaren en tussen diverse typen bibliotheken, gebaseerd op het aantal inwoners in het werkgebied van de bibliotheek, en onderwijsvormen worden waar mogelijk tekstueel benoemd of grafisch gepresenteerd.

Afbakening voortgezet onderwijs

Het voortgezet onderwijs (vo) in Nederland volgt op het primair onderwijs (po) en bereidt leerlingen voor op het hoger onderwijs (hbo en universitair onderwijs) of het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). 

In Nederland valt het voortgezet onderwijs uiteen in vier typen:

  • Praktijkonderwijs, bedoeld voor leerlingen van 12 tot 20 jaar, zonder vaste opleidingsduur;
  • Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), dat 4 jaar duurt;
  • Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), dat 5 jaar duurt;
  • Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), dat 6 jaar duurt.

Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) valt volgens de definitie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) niet onder het voortgezet onderwijs, maar onder het primair onderwijs. Toch is deze onderwijsvorm vanaf meting 2019-2020 in het voortgezet onderwijs onderzoek ondergebracht, aangezien het voortgezet speciaal onderwijs qua leeftijd wel aansluit bij het bibliotheekaanbod voor het voortgezet onderwijs. Bij het vergelijken van de resultaten met de schooljaren vóór 2019-2020 is daarom enige voorzichtigheid geboden.