Beleidskader
Zorgen om leesvaardigheid en leesplezier
De afgelopen jaren laten verschillende onderzoeken een dalende leesvaardigheid, leesmotivatie en leesplezier zien. Zo blijkt uit het internationale PISA-onderzoek dat bijna een kwart van de Nederlandse 15-jarige leerlingen niet leest op het niveau dat nodig is om goed te kunnen functioneren op school of in de maatschappij. Tot 2015 lag het leesvaardigheidsniveau nog boven het gemiddelde van de EU*, maar in PISA-2015 voldeed Nederland met een percentage van 18% voor het eerst niet aan dit streven (Gubbels et al., 2019). Vervolgonderzoek laat zien dat het dalende leesvaardigheidsniveau gepaard gaat met minder leesplezier en een verminderde hoeveelheid tijd die aan lezen wordt besteed (Dood et al., 2020).
*Nederland streeft er net als andere EU-landen naar dat in 2020 maximaal 15% van de leerlingen onvoldoende geletterd is (European Union, 2019). Deze leerlingen kunnen door hun lage taalvaardigheid minder goed functioneren op school en in de maatschappij en lopen een risico op laaggeletterdheid.
Aanmoediging tot lezen
Om het tij te keren, adviseerden de Onderwijsraad en de Raad van Cultuur in 2019 een gecombineerde en preventieve aanpak. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap riep daartoe op tot een Leesoffensief, waarin ten doel wordt gesteld dat zoveel mogelijk kinderen via de bibliotheek toegang krijgen tot boeken en dat programma’s en activiteiten op school en in de bibliotheek kinderen aanmoedigen om te lezen en om zelf aan de slag te gaan met taal (Van Engelshoven & Slob, 2019). Ook in de Vervolgaanpak Laaggeletterdheid 2020-2024 blijft leesbevordering bij kinderen een belangrijk onderdeel van het bestrijden en voorkomen van laaggeletterdheid. In deze aanpak heeft de Rijksoverheid extra geld uitgetrokken om ouders te bereiken die moeite hebben met taal (Van Engelshoven et al., 2019).
Extra impuls voor lees- en taalstimulering
Als onderdeel van het Leesoffensief is in het Bibliotheekconvenant 2020-2023 vastgelegd dat bibliotheken een extra impuls geven aan lees- en taalstimulering. Naast het uitbreiden van collecties, expertise en leesbevorderingsactiviteiten– bovenop het bestaande aanbod rondom leesbevordering – richten bibliotheken zich op 3 specifieke doelgroepen die extra hulp nodig hebben: jongens tot 18 jaar, leerlingen op het vmbo en leerlingen met een meertalige achtergrond (VOB et al, 2020). In 2021 hebben 123 bibliotheken subsidie ontvangen om hun collectie, expertise en activiteiten voor deze doelgroepen uit te breiden (KB, 2021).
Startpunt van taalontwikkeling
De periode voordat kinderen naar de basisschool gaan, is essentieel in de taalontwikkeling en het voorkomen van laaggeletterdheid. Voorlezen vormt voor kinderen van 0 tot 4 jaar de basis voor de taalontwikkeling. Voorlezen draagt bij aan de ontwikkeling van de woordenschat en vergroot de kans dat kinderen goede lezers worden (Bus et al., 1994). In de periode voorafgaand aan de basisschool kunnen ouders en de kinderopvang al een grote bijdrage leveren aan de taalontwikkeling van kinderen (Broekhof, 2021). Uit onderzoek blijkt dat kinderen een basis aan leesvaardigheid nodig hebben voordat het zelfstandig lezen van boeken later hun leesvaardigheid versterkt. Ouders kunnen meebouwen aan deze basis door van jongs af aan voor te lezen (Mol, 2022). Peuters die dagelijks 15 minuten worden voorgelezen, presteren later op school beter in taal en rekenen. Daarnaast hebben kinderen die van jongs af aan worden voorgelezen een voorsprong op andere kinderen in hun cognitieve, sociaal-emotionele, lichamelijke en creatieve ontwikkeling (o.a. Hansen et al., 2010; Murray & Egan, 2014; Mol, 2022). Ook lezen zij als adolescent beter, zijn ze meer gemotiveerd om te lezen en bereiken ze als volwassene een hoger opleidingsniveau (Gottfried et al., 2015).
Ouders bewust van voordelen voorlezen
Van de ouders met kinderen van 0 tot 6 jaar, leest 86% de kinderen minimaal één keer per maand voor uit een digitaal dan wel een fysiek boek. Hoogopgeleide ouders, vrouwen en leden van de bibliotheek lezen vaker voor dan andere ouders. Ouders zijn zich zeer bewust van de voordelen van voorlezen. Ruim acht op de tien ouders – ongeacht hun achtergrond - zijn van mening dat voorlezen goed is voor de woordenschat, het taalgevoel en taalbegrip, de vaardigheid om verhalen te begrijpen en de fantasie te prikkelen. Daarnaast zien zij voorlezen als een goede voorbereiding op het zelf leren lezen en versterkt het de band tussen voorlezer en kind (Nagelhout & Richards, 2020). Ook binnen de kinderdagverblijven wordt veel aandacht besteed aan voorlezen (92%). De meerderheid van de kinderdagverblijven (56%) organiseert na het voorlezen een activiteit voor de kinderen rondom het verhaal (Nagelhout et al, 2021).
Doorgaande leeslijn
De bibliotheek is vanaf de vroegste jeugd een essentiële partner bij het stimuleren van het lezen. De bibliotheken doen dit op grond van de algemene wettelijke bibliotheektaken, maar ook via speciale programma’s. Als onderdeel van het programma Kunst van Lezen hebben Stichting Lezen en de KB de programma’s BoekStart en de Bibliotheek op school praktisch verbonden aan De doorgaande leeslijn. Deze aanpak begint met BoekStart, in de vorm van het BoekStartkoffertje, BoekStart in de kinderopvang en de BoekStartcoach. Kinderen worden vervolgens middels de Bibliotheek op school voorzien in vormen van leesbevordering voor primair, voortgezet en beroepsonderwijs (Van Montfoort & Wassing, 2020).
Leesbevorderingsnetwerken
Daarnaast zijn lokale en bovenlokale leesbevorderingsnetwerken van groot belang om partijen op het terrein van leesbevordering en taalonderwijs samen te brengen, met de lokale bibliotheek als spil en aanvoerder van het netwerk. Met de programmalijn rondom de gezinsaanpak zet Kunst van Lezen zich in voor leesbevorderings-activiteiten voor taalarme gezinnen. Ook heeft de KB in samenwerking met SPN en Stichting Lezen in 2021 het project Kwaliteitsimpuls Laagtaalvaardige Ouders opgestart. Met dit project legt de bibliotheek in haar activiteiten rond de gezinsaanpak een focus op laagtaalvaardige ouders. Hierbij komt de verbinding tussen het voorkomen en oplossen van laaggeletterdheid de komende jaren centraler te staan en wordt de rol van gemeenten groter; zij gaan eind 2024 de regie voeren over de aanpak van laaggeletterdheid (Van Montfoort & Wassing, 2020).
De bibliotheek in coronatijd
In 2020 verspreidde het coronavirus zich door Nederland en veroorzaakte het virus meerdere lockdowns. Ook in 2021 had de bibliotheeksector te kampen met sluitingen en maatregelen. Op 15 december 2020 ging Nederland opnieuw in lockdown. Uiteindelijk zou het tot eind april 2021 duren voordat bibliotheken – voor het eerst in ruim vijf maanden – hun deuren weer mochten openen. Op 28 april 2021 mochten bibliotheken weer open voor cursussen. In de loop van het jaar mochten de deuren van de bibliotheek – en van de rest van de samenleving – steeds verder open. Eind september mochten bibliotheken hun deuren weer volledig openen, maar half november kwamen er weer nieuwe coronamaatregelen. Na 6 uur ’s avonds mochten ook in bibliotheken geen evenementen meer plaatsvinden. Eind november werden nog strengere maatregelen genomen: de bibliotheek moest na 8 uur ’s avonds helemaal dicht. Pas eind januari 2022 werden deze beperkte openingstijden weer losgelaten.
Het dossier Bibliotheekstatistiek 2021 maakt inzichtelijk welk effect de coronamaatregelen in 2021 hebben gehad op de – reguliere – dienstverlening van bibliotheken. In vergelijking met 2020 zijn in 2021 meer activiteiten op het gebied van educatie en ontwikkeling georganiseerd, waarvan een groot deel rondom basisvaardigheden. Ook werden in 2021 weer meer activiteiten in fysieke vorm aangeboden en minder in andere vormen, zoals telefonisch of online (Van de Burgt & Klaren, 2022).
In het dossier De bibliotheek in coronatijd lees je meer over het aanpassingsvermogen van de bibliotheken en de coronaproof dienstverlening. Hierin vertellen bibliotheekdirecteuren over het reilen en zeilen van de bibliotheek in coronatijd. In deze rapportage gaan we onder meer specifiek in op de aangepaste dienstverlening rondom voorschoolse educatie in coronatijd.
Achtergrond onderzoek
Sinds 2015 voert de KB onderzoek uit naar de dienstverlening van openbare bibliotheken rondom voorschoolse educatie voor 0- tot 4-jarigen. In 2015 is met deze enquête voor het eerst de stand van zaken geïnventariseerd. In lijn met de ontwikkeling van de programma’s is in 2016 en 2017 de vragenlijst geoptimaliseerd voor de verdere monitoring. In 2019 is de meetperiode gewijzigd van kalenderjaar naar schooljaar. Dit sluit beter aan op het aanbod: veel programma’s die betrekking hebben op voorschoolse educatie gaan uit van schooljaren. In 2021 is de terminologie van de vragenlijst aangepast van ‘voor- en vroegschoolse educatie’ naar ‘voorschoolse educatie’, aangezien de eerste term voornamelijk wordt geassocieerd met onderwijsachterstandenbeleid, en dit onderzoek zich richt op het totale aanbod voor 0- tot 4-jarigen.
In deze rapportage worden de belangrijkste bevindingen over de dienstverlening in het schooljaar 2021-2022 gepresenteerd. Deze resultaten hebben betrekking op 121 van de 137 benaderde (basis)bibliotheken, een responspercentage van 88%. Onder de 16 bibliotheken die niet hebben deelgenomen aan de Bibliotheekmonitor-meting is een extra inventarisatie met betrekking tot deelname aan de verschillende BoekStart-programma’s gedaan. In totaal hebben 9 van de 16 bibliotheken hieraan deelgenomen en (alle) kerncijfers gedeeld, met als gevolg dat een aantal resultaten betrekking hebben op meer dan 121 bibliotheken.
Hoewel de bibliotheken onderling sterk van omvang en karakter verschillen, kunnen op hoofdniveau uitspraken voor de totale populatie worden gedaan.
De resultaten van de meting over het schooljaar 2021-2022 worden in deze rapportage grafisch weergegeven. Interessante verschillen en overeenkomsten met voorgaande (kalender)jaren en tussen diverse typen bibliotheken, gebaseerd op het aantal inwoners in het werkgebied van de bibliotheek, worden waar mogelijk tekstueel benoemd of grafisch gepresenteerd.